Moet je een steekproef nemen voor je scriptieonderzoek? Wil je weten welke steekproefmethode je daarvoor nodig hebt? De specialisten van Studiemeesters vertellen alles wat je moet weten om een goede steekproef te nemen. Eerst wordt uitgelegd wat selecte en aselecte steekproeven zijn. Daarna zetten we alle steekproefmethoden op een rij. Na het lezen van dit stuk besluit je welke steekproefmethode het beste past bij jouw onderzoek.
Wat is het verschil tussen aselecte en selecte steekproefmethoden?
Er zijn twee soorten steekproefmethoden: aselect en select. Bij de aselecte steekproefmethode geldt dat alle leden van de te onderzoeken populatie een even grote kans hebben om in de steekproef terecht te komen. Dat vereist dat alle leden van de populatie bekend en te bereiken zijn. Denk bijvoorbeeld aan klanten van een webshop of leden van een sportschool. Wanneer je een klantenbestand met alle e-mailadressen hebt, kun je een aselecte steekproefmethode gebruiken. Als daarentegen niet alle leden van de onderzoekspopulatie bekend en bereikbaar zijn, gebruik je selecte steekproefmethoden. Hierbij hebben niet alle leden van de populatie een even grote kans om in de steekproef te belanden; die kans is afhankelijk van de keuze van de onderzoeker. Denk bijvoorbeeld aan klanten van een supermarkt: je weet niet precies wie er allemaal komen en hebt geen lijst met namen. Je zult een selecte steekproefmethode moeten gebruiken.
Heb jij een aselecte steekproefmethode nodig? Lees dan welke aselecte steekproefmethoden er zijn en maak een keuze. Heb jij een selecte steekproefmethode nodig? Lees dan welke selecte steekproefmethoden er zijn en maak een keuze.
1. Aselecte steekproefmethoden
1.1 Gewone enkelvoudige aselecte steekproef
Bij een enkelvoudige aselecte steekproef heb je de beschikking over een bestand met alle personen uit de populatie (onderzoekseenheden). Met behulp van een formule of een online ‘sample size calculator’ bereken je de steekproefgrootte die je nodig hebt om je onderzoek voor 95% betrouwbaar te laten zijn. Vervolgens bedenk je een manier om het benodigde aantal mensen volledig willekeurig (at random) uit het bestand te selecteren, bijvoorbeeld door de lijst te nummeren en vervolgens met behulp van een ’random number generator’ 200 nummers te selecteren en de corresponderende personen uit het bestand uit te nodigen voor deelname aan het onderzoek (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013). Vaak worden respondenten uitgenodigd met behulp van een link naar een online vragenlijst in ThesisTools, SurveyMonkey of Qualtrics.
1.2 Systematische enkelvoudige aselecte steekproef
Bij deze methode voor het trekken van een steekproef zet je alle mensen uit de populatie op een rij in een bestand. Je deelt de populatiegrootte door de steekproefgrootte (N / n = k) en selecteert bijvoorbeeld elke ke persoon. Als de populatie 1000 mensen telt, en je wilt een steekproef van 100, dan selecteer je dus elke tiende persoon uit het bestand. Bij deze steekproefmethode is het van belang dat de volgorde waarin de mensen in de lijst staan, volstrekt willekeurig is. Je kunt dit idee van systematisch random selecteren ook op straat gebruiken: je spreekt dan bijvoorbeeld elke tiende passant aan (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013).
1.3 Gestratificeerde steekproef
Stratificatie zorgt voor een goed beeld van de verschillende groepen (deelpopulaties, oftewel strata) binnen je steekproef. Als je binnen je onderzoek verschillende groepen wilt vergelijken, wil je voorkomen dat de groepen heel ongelijk verdeeld zijn in je steekproef. Denk bijvoorbeeld aan een heel ongelijk aantal mannen en vrouwen in een onderzoek. Door een gestratificeerde steekproef te trekken, zorg je ervoor dat elke groep voldoende voorkomt in je steekproef. Stel dat een bepaalde ‘concept store’ in Amsterdam zowel dagjesmensen als buurtbewoners en buitenlandse toeristen bedient. Dan kun je ervoor kiezen om je steekproef van 300 klanten te laten bestaan uit 100 dagjesmensen, 100 buurtbewoners en 100 toeristen (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013).
1.4 Clustersteekproef
Bij een clustersteekproef gaat het niet om individuen die random geselecteerd worden, maar om hele groepen personen. Denk aan hele schoolklassen die deelnemen aan een landelijk onderzoek naar snoepgewoonten van kinderen. De reden om deze steekproeftrekkingsmethode toe te passen is vaak praktisch: het is in het onderwijs ondoenlijk om op verschillende scholen uit diverse klassen enkele leerlingen een vragenlijst in te laten vullen. Het is veel praktischer om klassenleraren een pakket enquêtes voor een hele klas toe te zenden (Van der Pligt & Blankers, 2013).
1.5 Meertrapssteekproef
Soms kun je niet in één stap eenheden uit een populatie selecteren, maar doe je dit in meerdere stappen (trappen). Je selecteert dan bijvoorbeeld aselect een x-aantal gemeenten en selecteert binnen die gemeenten weer een x-aantal bedrijven en daarbinnen weer aselect een x-aantal medewerkers (Baarda & De Goede, 2009).
2. Selecte steekproefmethoden
2.1 Gelegenheidssteekproef oftewel toevallige steekproef
Deze methode pas je bijvoorbeeld toe als je op straat alle passanten aanspreekt of een enquête uitdeelt aan alle studenten in een collegezaal. Je selectie van respondenten is niet random (willekeurig), want iedereen in je steekproef heeft iets gemeenschappelijks: ze waren binnen een bepaald tijdsbestek op dezelfde plek. Niet-random selecteren kan nadelig zijn voor de representativiteit (de mate waarin je steekproef een goede afspiegeling vormt van je populatie). Als je enquêteert in een collegezaal, dan bestaat je steekproef uit ‘studenten die naar college gaan’. Stel dat je onderzoek gaat over studievoortgang: dan kan het kwalijk zijn dat studenten die niet naar college gaan, ontbreken in je steekproef, want dat zou de resultaten van je onderzoek kunnen vertekenen. Varieer, om de kans op vertekening te verkleinen, het tijdstip, de dag en de plek waarop je enquêteert (Van der Pligt & Blankers, 2013; Baarda & De Goede, 2009).
2.2 Intuïtieve steekproef en steekproef gebaseerd op ervaring
Deze twee steekproefmethoden zijn nauw verwant. Bij een intuïtieve steekproef selecteert de onderzoeker deelnemers op basis van zijn intuïtie: de onderzoeker schat zelf in of de persoon of groep representatief is. Bij een steekproef op basis van ervaring worden mensen of groepen geselecteerd op basis van bestaande informatie, bijvoorbeeld wanneer op grond van ervaring bekend is dat de resultaten van een specifieke groep zeer representatief zijn voor de populatie en deze groep jaarlijks wordt geënquêteerd bij een opiniepeiling (Van der Pligt & Blankers, 2013).
2.3 Quotasteekproef
Deze methode lijkt op de gestratificeerde steekproef. Er wordt gewerkt met groepen (strata) binnen de steekproef die een bepaalde grootte (quotum) moeten hebben. Het verschil met de gestratificeerde steekproef is dat de strata niet aselect, maar select worden gevuld: elk stratum wordt tot aan het quotum gevuld met behulp van toevallige steekproeftrekking (Baarda & De Goede, 2009).
2.4 Doelgerichte steekproef
Hierbij worden doelgericht bepaalde subgroepen uit de populatie opgenomen in de steekproef, bijvoorbeeld om typische of extreme gevallen te onderzoeken, grote variatie te creëren, of juist zeer homogene groepen samen te stellen (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013).
2.5 Sneeuwbalsteekproef
Bij deze methode rolt het onderzoek als een sneeuwbal door de populatie en wordt de steekproef steeds groter. De onderzoeker begint met een relatief kleine groep deelnemers (respondenten). Na het invullen van de enquête vraagt de onderzoeker of de respondent nog leden uit de populatie kent die ook mee kunnen doen aan het onderzoek. Dit doe je eigenlijk alleen bij moeilijk te bereiken populaties, zoals mensen die illegaal in Nederland verblijven (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013).
Tot slot
Bij veldonderzoek loop je altijd enig risico op vertekening. Er wordt dan ook niet van je verwacht dat je een perfecte steekproef neemt die 100% representatief is. Er wordt wél van je verwacht dat je het onderzoek zo goed als mogelijk uitvoert en in je scriptiedocument duidelijk aangeeft (1) hoe je het hebt aangepakt, (2) waarom je het zo hebt aangepakt en (3) wat de mogelijke gevolgen van deze aanpak zijn voor de kwaliteit van je onderzoek. De beste plek voor deze omschrijving is je methodenhoofdstuk (de methodologische verantwoording, of ‘methodologie’).
Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!
Bronnen
Baarda, D. B., & De Goede, M. P. M. (2006). Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Van der Pligt, J., & Blankers, M. (2013). Survey-onderzoek. De meting van attitudes en gedrag. Amsterdam: Boom Lemma.