Nodig of overbodig? Hoofd- en bijzaken tijdens het schrijven

Het verschil tussen hoofd- en bijzaken is belangrijk wanneer je iets moet schrijven. Je wilt de beperkte schrijfruimte (het aantal woorden, het aantal pagina’s) en de beperkte tijd (kun je toch nog naar de bios vanavond) niet verspillen aan zaken die er eigenlijk niet echt toe doen. Hieronder geef ik wat tips die kunnen helpen om hoofd- van bijzaken te onderscheiden.

Heeft dit thema met mijn onderwerp te maken?

Gelukkig is het zo dat we deze vraag allemaal heel vaak stellen en goed beantwoorden. Over de relevantie van verreweg de meeste zaken hoef je niet eens na te denken. Zo zal ‘de relatie tussen rijvaardigheid en leeftijd’ niet snel besproken hoeven worden in een essay over ‘het pianogebruik van Bach als hij componeerde’; de onderwerpen vallen in totaal verschillende domeinen. Het wordt lastiger wanneer thema’s juist wel gerelateerd zijn aan het onderwerp waar je over schrijft. Want dan rijst de vraag: ‘is dit thema voldoende relevant om papier en tijd aan kwijt te zijn?’

Je mag er dus vanuit gaan dat het thema waarover je twijfelt te maken heeft met het onderwerp waarover je schrijft, anders was het waarschijnlijk nooit bij je opgekomen. De vraag “heeft dit thema te maken met mijn onderwerp?” hoef je daarom niet meer te stellen. Het antwoord is namelijk ‘ja’. De vraag die nu crucialer is, luidt: “Op welke manier heeft dit thema met mijn onderwerp te maken?”

Wat is mijn verhaallijn?

Om te bepalen op welke manier een thema gerelateerd is aan je onderwerp is het belangrijk om je verhaallijn duidelijk te hebben. Want hoewel een thema in verband kan staan met je onderwerp, hoeft dat thema niet belangrijk te zijn voor het argument dat je wilt maken, of voor het betoog dat je houdt. Zet daarom de logica van je verhaal in kernzinnen onder elkaar. Als het goed is komt dit overeen met de volgorde van de relevante hoofdstukken, paragrafen en alinea’s. Hiermee heb je eigenlijk de kern van wat je wilt zeggen, en een overzicht van de stappen die je zet om uiteindelijk je punt te maken. Zo wordt de rode draad duidelijk en wordt de lijn van je verhaal zichtbaar.

Is dit de weg, een richtingaanwijzer of onderdeel van het landschap?

De vraag is nu of het thema waarover je twijfelt een hoofd- of een bijzaak is ten opzichte van die verhaallijn. Dus welke rol speelt dit thema bij de tocht die de lezer moet afleggen om met jouw verhaallijn op het juiste eindpunt uit te komen? Om de rol van het thema ten opzichte van je verhaallijn duidelijk te krijgen kun je jouw verhaallijn voorstellen als een route die bewandeld wordt en vervolgens proberen onderscheid te maken tussen drie soorten thema’s: thema’s die onderdeel zijn van de route, die het pad zijn, thema’s die als richtingaanwijzer fungeren, en thema’s die de omgeving van de route aankleden, het landschap.

Allereerst zijn sommige thema’s onderdeel van het pad en daarmee misschien cruciaal om de tocht te kunnen vervolgen en uit te komen bij het doel. Denk hier bijvoorbeeld ook aan bruggen. Zonder bruggen kom je simpelweg niet aan de andere kant van een rivier, en is het voor de lezer dus onmogelijk om het punt te bereiken dat jij bedoeld hebt, of om dezelfde conclusie te trekken die jij als schrijver trekt. Maar soms ligt het pad er al en verbreed je het pad alleen maar met de extra informatie. Misschien heb je die verbreding van het pad niet nodig…

Ten tweede kunnen thema’s cruciaal zijn omdat ze de lezer in de juiste richting wijzen. In de analogie van de route zijn dit de richtingaanwijzers, de borden, de pijlen langs de weg, of de zogenaamde fietspaddenstoelen. Zonder richtingaanwijzers komt jouw lezer niet op de juiste plek uit, en wijkt de conclusie die zij/hij uiteindelijk trekt af van de conclusie die jij bedoelde. Richtingaanwijzers zijn erg belangrijk. Je wil niet dat je lezer er na een tiental pagina’s achter komt dat zij/hij de informatie anders begrepen heeft dan jij bedoelde. De lezer zal waarschijnlijk moeten terugbladeren, omkeren, en op zoek naar het kruispunt waar zij/hij klaarblijkelijk de verkeerde afslag genomen heeft. Maar richtingaanwijzers (vooral als er teveel bij elkaar staan) kunnen ook verwarrend zijn waardoor de lezers (en de auteur meestal ook) te lang aan het uitzoeken zijn welke kant ze op moeten. Gebruik alleen duidelijke richtingaanwijzers!
Daarnaast zijn er thema’s die je kunt vergelijken met het landschap waar het pad doorheen loopt. Soms is het zo dat het landschap houvast biedt bij het navigeren. Denk aan de kerktoren in de verte die helpt te bepalen welke richting we op gaan, of in een tekst een korte ‘flash forward’. Soms heeft het landschap de functie van het aangenaam maken van de tocht. Mooie plaatjes, letterlijk en figuurlijk, kunnen helpen om de ervaring van de lezer te verbeteren. Maar mooi plaatjes kunnen ook afleiden, en dat wil je natuurlijk niet.

Nodig of overbodig?

Dit is de vraag die uiteindelijk steeds centraal moet staan als je een afweging maakt om een thema wel of niet te behandelen. En wanneer je de verhaallijn van de tekst waaraan je werkt ziet als een bewegwijzerde route waarover jouw lezers door een landschap reizen, kun je wellicht makkelijker bepalen wat het antwoord op die vraag is. Is dit stuk weg nodig of ligt er al genoeg? Helpt deze bewegwijzering of is het verwarrend? Maakt dit het landschap mooier of leidt het af?


Studiemeesters helpt studenten zoals jij vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek op een van onze locaties of online. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Mijn veldonderzoek is onmogelijk…

Je bent met je afstudeeropdracht bezig. Je bent vol overtuiging het onderwerp ingedoken en je hebt alles dat los- en vastzit gelezen. Eigenlijk zou je in een handomdraai je theoretische kader kunnen schrijven, ware het niet dat je nog geen besluit hebt genomen over je onderzoeksvragen. Probleem is namelijk dat het onderzoek, dat nodig is voor de beantwoording van je favoriete onderzoeksvraag, onmogelijk is: je hebt bijvoorbeeld geen tijd meer om nog een heel experiment op te zetten, er is geen geld om af te reizen naar een recent ontdekte indianenstam voor het in kaart brengen van hun jachtrituelen, of je opleiding verbiedt het je – vanuit het oogpunt van veiligheid en ethiek – om aan het front interviews te doen met (zwaar)gewonde soldaten, of je krijgt te maken met een combinatie van dit soort belemmerende factoren.

Geen alternatieven voor het veldonderzoek en niet nóg meer lezen

Het veldonderzoek dat je had bedacht is dus niet mogelijk. Ook jouw begeleiders en jouw medestudenten konden je geen goede tips geven. Sterker nog, de meeste mensen zeggen iets in de trant van: “ja… dat is wel erg lastig”. Dus het station, met de gedachte dat er misschien alternatieven zijn voor het uitvoeren van je veldonderzoek, is gepasseerd. Er zijn ook geen handige databases waar je kwantitatieve analyses op kunt loslaten voor het vinden van een antwoord op je onderzoeksvragen. Kortom de gebruikelijke alternatieven voor het doen van veldonderzoek zijn geen opties meer.

Heeft het dan zin om nog meer literatuur te bestuderen? Heb je misschien bronnen over het hoofd gezien? Dit zijn lastige vragen omdat je alles wel zo’n beetje gelezen hebt. Natuurlijk niet écht alles, maar, voor wat aan inspanning verwacht wordt voor deze afstudeeropdracht, ruim voldoende. Dus als het antwoord op de onderzoeksvraag in de literatuur te vinden zou zijn geweest dan had je ten eerste dat antwoord al wel gevonden en had je ten tweede wel een andere, nog niet beantwoorde, onderzoeksvraag geformuleerd. Dus aanvullend literatuuronderzoek zal jou waarschijnlijk ook niet verder helpen.

Veldonderzoek - Twee dieren! Welk dier zie jij? Kun je het andere dier ook zien?
Twee dieren! Welk dier zie jij? Kun je het andere dier ook zien?

Misschien heb jij het onderzoek al gedaan!

Het plaatje hierboven ken je misschien wel. Je kunt twee verschillende dieren zien. Als je weet hoe de tekening in elkaar zit kun je makkelijk tussen die twee dieren ‘switchen’. Misschien geldt hetzelfde voor jouw afstudeeropdracht. Je ziet de opdracht nu als een traject waarin je vastloopt op het uitwerken van je onderzoeksvragen en je onderzoeksmethoden. Maar misschien kun je alles dat je tot nu toe al gedaan hebt ook zien als reeds verricht literatuuronderzoek!?

Belangrijk voor deze ‘switch’ is vooral de formulering van een onderzoeksvraag. Tot op zekere hoogte is die formulering vergelijkbaar met de ‘kijkrichting’ van het oog uit het plaatje hierboven. Het oog in de tekening is het vaste punt, het is de kern. Als het oog voor jou naar links kijkt, krijgt de rest van het plaatje de vorm van een eend of anderszins vogelachtige; je ziet dus die eend of die anderszins vogelachtige. Als het oog voor jou naar rechts kijkt, krijgt de rest van het plaatje de vorm van een konijn; je ziet dus dat konijn. Wanneer je de formulering van je onderzoeksvraag verandert, krijgt de (rest van de) informatie die je hebt bestudeerd een andere betekenis of andere positie in je stuk. Voornamelijk je ‘oude’ T.K. en/of literatuuroverzicht zal zich splitsen en verspreiden over een nieuwe inleiding, een nieuw T.K. en/of literatuuroverzicht en nieuwe resultaten.

Om een begin te kunnen maken met deze switch is je oude onderzoeksvraag (de onderzoeksvraag die niet te onderzoeken viel) het eerste aanknopingspunt. Het is die oude onderzoeksvraag die onderdeel wordt van je aanbevelingen in de nieuwe situatie. Welke conclusie(s) heb je in de oude situatie (al dan niet bewust) getrokken om tot die ‘aanbeveling’ te kunnen komen? En tot slot, op welke onderzoeksvragen geven die ‘conclusies’ antwoord? Hieronder heb ik een schematisch overzicht gemaakt waarin ik probeer duidelijk te maken hoe je van de oude situatie naar de nieuwe situatie kunt komen.

schema van oude onderzoeksvraag naar nieuwe onderzoeksvraag afstudeeropdracht

Neem de tijd voor nieuwe onderzoeksvraag

Het goed doorlopen van bovenstaand schema kan veel tijd vragen. Neem die tijd, want het is namelijk belangrijk om de nieuwe onderzoeksvraag scherp te formuleren. Die nieuwe onderzoeksvraag bepaalt vervolgens de manier waarop jij de informatie uit je oude theoretische kader (T.K.) en/of je literatuuroverzicht zou moeten herverdelen over je nieuwe inleiding, je nieuwe T.K. of literatuuroverzicht, en je resultaten.

Check je opleiding

Let erop dat dit hele verhaal ervanuit gaat dat je vanuit de opleiding je afstudeeropdracht mag afronden aan de hand van een literatuuronderzoek. Het is daarom natuurlijk wel belangrijk om er zeker van te zijn dat dit ook door jouw opleiding wordt goedgekeurd. Wanneer je groen licht hebt, en kunt volstaan met een literatuuronderzoek kun je je aan deze puzzel gaan wagen. Wil je hier samen met een goede begeleider mee aan de slag, neem dan contact met ons op voor een kennismaking. In elk geval heel veel succes met je afstudeeropdracht!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Hoe gebruik je een samenvatting

Het gebruik van samenvattingen bij het leren voor tentamens is voor veel studenten een gewoonte. Daarom is het belangrijk goed na te denken over hoe samenvattingen wel en niet ondersteunend kunnen zijn voor het leerproces. Hieronder leg ik uit dat een samenvatting geen ‘short-cut’ is, dat een samenvatting vaak niet ‘echt’ een samenvatting is, dat je het samenvatten waarschijnlijk nog effectiever als leermiddel kunt inzetten, en dat je een samenvatting beter met pen op papier kunt schrijven dan kunt typen.

Een samenvatting is geen ‘short-cut’

Soms kom ik studenten tegen die trots zeggen dat ze alle samenvattingen hebben verzameld en nu goed kunnen gaan leren. Tijdens dat leren komen deze studenten erachter dat ze ‘onduidelijke’ samenvattingen hebben, dat ze samenvattingen niet snappen en dat er informatie ontbreekt.

Als dit ook jouw ervaring is dan heb je de voorgeschreven literatuur waarschijnlijk niet allemaal bestudeerd en heb je de bijbehorende colleges en werkgroepen waarschijnlijk niet of nauwelijks gevolgd. Je ontdekt dan dat een samenvatting geen alternatief is voor de boeken en de colleges. Een samenvatting vat die stof namelijk samen. De context van de stof en de voorbeelden die in de colleges en de boeken worden besproken ontbreken meestal.
Wat je nu – op het laatste moment voor je tentamens – nog kunt doen is de samenvattingen bekijken met de literatuur en colleges erbij ter referentie. Dit wordt sowieso nachtwerk. Het kost erg veel tijd en is enorm frustrerend. Hoewel dit soms de enige oplossing is, is het nooit een goede oplossing. Wat je op deze manier leert, vergeet je ook snel weer.

Een samenvatting is vaak geen samenvatting

Wat een ‘samenvatting’ genoemd wordt is vaak geen samenvatting. Althans, niet van alle stof die geleerd moet worden. Het beslaat meestal slechts dat deel van de stof dat de maker van de samenvatting nog onvoldoende kent. Dat is ook logisch: wat je nog niet voldoende snapt schrijf je op om later door te nemen. Vaar daarom niet blind op andermans samenvattingen.
Beter is het, wanneer je gebruik wil maken van samenvattingen, om je eigen samenvattingen te maken. Zo bepaal jij wat relevant is. Bovendien maak je tijdens dit proces inhoudelijke mentale koppelingen die helpen de stof te begrijpen.

Zie het samenvatten als leermiddel

Want is samenvatten daar niet voor bedoeld; om de stof beter te begrijpen? Veel studenten zien de samenvatting als voorwaarde om te kunnen beginnen met leren. Voor hen komt het maken van die samenvatting vóór al het andere leerwerk. Zo wordt het maken van samenvattingen een doel op zich, en een doel dat bovendien snel behaald moet zijn want daarna begint het studeren.
Een student die voordoet hoe ze samenvat let tijdens het lezen op cursief gedrukte en onderstreepte woorden, ze let op woorden in de kantlijn en eventueel let ze op eerste en laatste zinnen van alinea’s. Die informatie neemt ze over en die komt zo terecht in wat uiteindelijk haar samenvatting wordt. De student is in deze fase nauwelijks bezig met bestuderen of leren. Ze is bezig met het scannen en identificeren van belangrijke stof. Aan het einde van het ‘samenvatproces’ heeft ze een overzicht van woorden, zinnen, en eventueel overgenomen tekeningen waarvan ze weet dat ze belangrijk zijn. Haar inhoudelijke kennis over wat ze uit de boeken heeft overgenomen is echter nog zeer oppervlakkig.

Het proces werkt beter wanneer je het maken van samenvattingen gebruikt als middel om de stof te leren. De meeste tijd steek je dan in het bestuderen van de stof. Je staat stil bij je besluit om eerst met 100% aandacht een afgebakend deel van de stof te lezen. Lees. Doe daarna je boek dicht. Bepaal nu of, en zo ja, wat van het zojuist bestudeerde belangrijk genoeg is om in jouw samenvatting te mogen. Schrijf dat in je eigen woorden op.
Hoe groter de hoeveelheid tekst die je bestudeert voordat je begint met samenvatten, hoe makkelijker je de stof zou moeten kunnen onthouden. Dit lijkt tegenstrijdig, maar dat is het niet. Je leert namelijk contexten zien en voorbeelden begrijpen. De samenvattingen die hieruit ontstaan heb je later misschien niet eens meer nodig om ‘nog snel door te nemen’ want je kent de stof al.

Schrijf samenvattingen met pen op papier

Een laatste opmerking gaat over het zelf maken van samenvattingen. Veel mensen zijn geneigd om vrijwel alles op de computer te doen. Deels zal dat te maken hebben met de wens om zaken te bewaren. Wanneer je het samenvatten gebruikt als leermiddel, is het echter veel verstandiger om met de hand te schrijven. Dat helpt namelijk nog eens extra bij het opnemen van de stof! Zie bijvoorbeeld het volgende stuk uit een artikel in de New York Times (Konnikova 2014), waarin de psycholoog Dehaene geciteerd wordt:

“When we write, a unique neural circuit is automatically activated,” said Stanislas Dehaene, a psychologist at the Collège de France in Paris. “There is a core recognition of the gesture in the written word, a sort of recognition by mental simulation in your brain. (…) And it seems that this circuit is contributing in unique ways we didn’t realize,” he continued. “Learning is made easier.” (Konnikova, 2014)

Tot slot

Er wordt wel gezegd dat de mate waarin iemand de stof aan een ander kan uitleggen een goede indicator is voor het begrip dat iemand van die stof heeft. Gebruik je samenvattingen ook zo. Lees eerst een heel hoofdstuk, of een hele paragraaf met het doel om het te leren. Doe dat bewust. Neem er de tijd voor. Wanneer je gelezen hebt leg je de tekst weg en schrijf je in je eigen woorden met pen op papier wat de belangrijke elementen uit het stuk zijn. Zodra je de bestudeerde stof zo aan jezelf of een ander kunt uitleggen, sta je niet langer ‘in de stof’ maar sta je ‘erboven’. Succes!

Bron:
Konnikova, M. 2014. What’s Lost as Handwriting Fades. The New York Times. Online via: https://www.nytimes.com/2014/06/03/science/whats-lost-as-handwriting-fades.html?_r=0), geraadpleegd op 6 november 2018.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Praktische tips: Paginanummers laten beginnen waar jij dat wil

Het eerste stuk van veel documenten zoals een scriptie bestaat meestal uit een titelpagina, een samenvatting, een voorwoord, en een inhoudsopgave. Dan ligt het voor de hand dat je de paginanummering pas daarna wil laten beginnen. Hieronder staan de instructies daarvoor. Let er wel op dat ik dit heb uitgezocht voor de Word-versie op mijn Mac. Het kan zijn dat deze handleiding voor andere versies van Word niet helemaal klopt, maar misschien helpt het je op weg.

Stap 1: Klik in je document op de pagina waar jij de paginanummering wil laten beginnen.

Stap 2: Je moet nu een ‘sectie-einde’ invoegen op deze pagina. Klik in de balk boven in je scherm op ‘indeling’. Ga in dat menu naar ‘eindemarkeringen’ en klik daarbinnen op ‘volgende pagina’. Nu heb je Word laten weten dat dit de eerste pagina is van een nieuwe sectie in jouw document.

paginanummering

Stap 3: Dubbelklik, op diezelfde pagina en dus binnen deze sectie van jouw document, in het gebied van je kop- of voettekst. (Koptekst is tekst die helemaal boven aan je pagina zou komen te staan. Voettekst is tekst die helemaal onder aan je pagina zou komen te staan.) Als je dit doet opent Word het tabblad ‘koptekst voettekst’. Zie hieronder.

paginanummering

Stap 4: Klik op de knop ‘Aan vorige koppelen’ om de nieuwe sectie los te koppelen van de vorige sectie. De knop moet dus uitgeschakeld worden.

paginanummering

Stap 5: Ga nu naar ‘Paginanummer’ en klik op ‘paginanummer’.

paginanummering

Stap 6: In het onderstaande venster kun je kiezen hoe je jouw paginanummers wil uitlijnen (rechts, links, buiten, binnen, gecentreerd).

paginanummering

Stap 7: Klik op ‘opmaak’. Je ziet dan onderstaand venster. Geef daarin aan met welk getal de paginanummering in deze sectie moet beginnen en klik op ‘ok’. In dit voorbeeld is ‘1’ gekozen.

paginanummering

Stap 8: klik in het volgende/vorige scherm weer op ok en als het goed is heb je nu de paginanummering zoals je die wil hebben.

paginanummering

Misschien is het opgevallen dat de ‘positie’ in het voorbeeld hierboven niet meer ‘boven aan pagina’ is, maar ‘onder aan pagina’. Dit gebeurt wanneer je bij stap 3 dubbelklikt in je voettekstruimte. Zo kun je dus paginanummers invoegen die onder aan je pagina’s komen te staan.

Bron en meer informatie te vinden via de volgende link:
https://support.office.com/nl-nl/article/paginanummers-later-laten-beginnen-in-een-document-c73e3d55-d722-4bd0-886e-0b0bd0eb3f02

Verder zijn er op internet natuurlijk instructievideo’s te vinden. Succes!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Praktische tips: Afdrukstand – Staande en liggende pagina’s in hetzelfde Word-document

Soms heb je pagina’s in je Word-document die (veel) beter uitkomen wanneer je ze een kwartslag zou draaien zodat de pagina niet meer ‘staat’ (als ‘portret’) maar ‘ligt’ (als ‘landschap’). Hieronder leg ik uit hoe je een aantal geselecteerde pagina’s uit jouw document kunt draaien zonder dat alle pagina’s draaien. Let er wel op dat ik dit heb uitgezocht voor de Word-versie op mijn Mac. Het kan zijn dat deze handleiding voor andere versies van Word niet helemaal klopt, maar misschien helpt het je op weg.

Stap 1: Eerst selecteer je de tekst of de tabel op de pagina die jij wil draaien. Wanneer je niet alles van de te kantelen pagina selecteert zal Word enkel jouw selectie op de te kantelen pagina plaatsen.

Stap 2: Vervolgens open je het menu ‘Bestand’ boven in je scherm en ga je naar ‘Pagina-instelling’.
liggend vs staand in word

Stap 3: In het venster dat dan opent selecteer je bij ‘Richting:’ de gewenste richting, en in het dropdown menu bovenin verander je ‘Paginakenmerken’ naar ‘Microsoft Word’.

liggend vs staand in word

Stap 4: In het schermpje dat dan opent zie je ‘Pagina-instellingen toepassen’. In het dropdown menu dat hiernaast hangt kies je voor ‘Geselecteerde tekst’.

liggend vs staand in word

Stap 5: Klik op ‘OK’, en klaar is Kees!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Validiteit en betrouwbaarheid in kwalitatief onderzoek

‘Validiteit’ en ‘betrouwbaarheid’ zijn termen die gebruikt worden om iets te zeggen over de kwaliteit van een onderzoek. Eigenlijk kun je stellen dat traditioneel niet twee, maar vier termen centraal staan, namelijk ‘interne validiteit’, ‘externe validiteit’, ‘betrouwbaarheid’ en ‘objectiviteit’. In dit blog leg ik uit hoe die vier termen vertaald kunnen worden naar kwalitatief onderzoek (zie Guba en Lincoln, 1994), en wat je kunt doen om de kwaliteit van jouw onderzoek te vergroten.

1. Interne validiteit

Begrijpen: ‘Interne validiteit’ wordt ‘geloofwaardigheid van je onderzoek’
Doen: Laat je data zien!

‘Interne validiteit’ in kwantitatief onderzoek wordt ‘geloofwaardigheid’ bij kwalitatief onderzoek. In kwantitatief onderzoek gaat het om de vraag of de instrumenten die je gebruikt, ook meten wat je wilt weten. Om een kort-door-de-bocht voorbeeld te geven: Wil ik mijn gewicht weten, dan is een weegschaal een valide instrument.
Die interne validiteit van onderzoeksinstrumenten vertaalt zich dus naar geloofwaardigheid bij kwalitatief onderzoek. Dé manier om die geloofwaardigheid te vergroten is het goed documenteren van de verzamelde data. Zorg dat je interviews en focusgroepen opneemt met een voicerecorder of een camera. Zorg ook dat je aantekeningen maakt tijdens die gesprekken, en eventueel achteraf. Maak gedetailleerde aantekeningen van observaties. Als onderdeel van langdurige observatie is het maken van foto’s, van filmpjes, van langere geluidsfragmenten helemaal niet zo gek. Houd eventueel ook een dagboekje bij. Transcribeer al je geluids- en videomateriaal. Kortom, laat je data zien!

2. Externe validiteit

Begrijpen: ‘Externe validiteit’ wordt ‘overdraagbaarheid van je onderzoek’
Doen: Laat je methoden zien!

‘Externe validiteit’ binnen kwantitatief onderzoek vertaalt zich naar ‘overdraagbaarheid’ in kwalitatief onderzoek. Binnen kwantitatief onderzoek gaat externe validiteit over de vraag of de bevindingen van een onderzoek ook geldig zijn búíten de context van het verrichte onderzoek. Wederom een kort-door-de-bocht voorbeeld: Zou de weegschaal dezelfde metingen geven in ander onderzoek onder een ander segment van de populatie? De steekproef speelt hier dus ook een belangrijke rol.

Externe validiteit van kwantitatief onderzoek wordt overdraagbaarheid in kwalitatief onderzoek. Dit betekent dat je heel helder moet beschrijven op welke manier jij je onderzoek hebt opgebouwd. Stel je voor dat iemand anders jouw onderzoek zou moeten overnemen… Kan dat op basis van wat jij geschreven hebt? Leg uit welke vragen je stelt of welke onderwerpen je behandelt in interviews en focusgroepen. Vertel ook op welke manier je die zaken hebt besproken. Geef aan hoe je jouw observaties hebt voorbereid en hoe die observaties verliepen. Leg ook uit op welke manier je de verzamelde data hebt geanalyseerd. Kortom, laat je methoden zien!

3. Betrouwbaarheid

Begrijpen: Betrouwbaarheid door een ‘gedegen contextbeschrijving’
Doen: Ga voor ‘thick description’!

Betrouwbaarheid in kwantitatief onderzoek krijgt invulling in kwalitatief onderzoek door een gedegen beschrijving van de context waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden. Binnen kwantitatief onderzoek gaat ‘betrouwbaarheid’ over de vraag of het instrument dat je gebruikt ook de correcte waarden geeft. Kort-door-de-bocht: de weegschaal moet 78 kilogram aangeven als ik erop sta en niet 40. Het gaat erom dat ik erop kan vertrouwen dat de weegschaal correct werkt en niet stuk is. Daarnaast zal de manier van wegen een rol spelen: met of zonder schoenen?

Betrouwbaarheid in kwantitatief onderzoek wordt een gedegen contextbeschrijving in kwalitatief onderzoek. Geertz (1973) noemt dit ‘thick description’. Voor kwalitatief onderzoek is het belangrijk dat de lezer een goed beeld krijgt van de context waarbinnen het onderzoek gedaan is, want het is die context die maakt dat we betekenis kunnen geven aan de uitspraken van respondenten en aan observaties. Als bijvoorbeeld helder is wat de context van een interview is geweest, dan is het eenvoudiger om een oordeel te geven over de waarschijnlijkheid dat respondenten sociaal wenselijke antwoorden gegeven hebben. Zorg er dus voor dat de context waarbinnen het kwalitatieve onderzoek heeft plaatsgevonden, duidelijk is. Kortom, ga voor ‘thick description’.

4. Objectiviteit

Begrijpen: Objectiviteit wordt ‘intersubjectiviteit’
Doen: Bied ruimte aan andere perspectieven!

De vierde en laatste term die ik hier nog wil bespreken is ‘objectiviteit’. Objectiviteit in kwantitatief onderzoek wordt ‘intersubjectiviteit’ in kwalitatief onderzoek. Objectiviteit gaat uit van de idee dat het voor wetenschappelijk onderzoek noodzakelijk is om de data te laten spreken. Iedere vorm van vertroebeling door de onderzoeker is uit den boze. Als de onderzoeker kan kiezen tussen een analoge weegschaal en een digitale weegschaal, dan zou deze vanuit het oogpunt van objectiviteit altijd moeten kiezen voor de digitale weegschaal. Zo voorkom je het risico dat de analoge meter verkeerd wordt afgelezen.

‘Objectiviteit’ is een lastig begrip in kwalitatief onderzoek. Kwalitatieve methoden worden namelijk juist vaak gebruikt om iets te weten te komen over de belevingswereld van mensen. Dit is per definitie subjectief (in tegenstelling tot iemands gewicht, bijvoorbeeld) en zeer individueel. Daarnaast is het zo dat de onderzoeker bij het analyseren van die data ook nog eens haar/zijn eigen geschiedenis en belevingswereld meeneemt. Hoe kun je hiermee omgaan? De sleutel ligt in het belang van intersubjectiviteit en in het belang ruimte te maken voor andere perspectieven.

Een goede tip is om je data samen met een collega te analyseren. Bespreek jullie interpretatie van de gegevens en kom tot een consensus wanneer je het in eerste instantie niet met elkaar eens bent. Je kunt ook je respondenten vragen om naar je transcripten te kijken: ‘Is dit een goede weergave van wat u mij vertelde?’ Je zou zelfs in de kantlijn je interpretatie kunnen geven en vragen of die interpretatie in de ogen van de respondent klopt. Het gaat er hier uiteindelijk om dat al je respondenten zich kunnen herkennen in jouw onderzoek. En dat betekent ook dat je de respondenten met een duidelijk afwijkend verhaal of een andere mening expliciet aan bod laat komen. Ook zij moeten zich herkennen in het onderzoek. Kortom, bied ruimte aan andere perspectieven!

Tot slot

Hopelijk kun je met bovenstaande tekst een goede start maken met het beschrijven van de kwaliteit van je onderzoek. Denk dus na over de geloofwaardigheid en de overdraagbaarheid van je onderzoek, denk na over het belang van de context waarbinnen je onderzoek heeft plaatsgevonden, en bied ruimte aan andere perspectieven.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan


Bronnen:

• Geertz, C. (1973). Thick description: Toward an interpretive theory of culture. In C. Geertz, The interpretation of cultures: Selected essays (pp. 3-30). New York: Basic Books.

• Guba, E. G., & Lincoln, Y. S. (1994). Competing paradigms in qualitative research. In N. K. Denzin & Y. S. Lincoln (Eds.), Handbook of qualitative research (pp. 105-117). Thousand Oaks, CA: Sage.

Vijf (onjuiste!) aannames over casestudyonderzoek

Een wetenschappelijke discipline zonder een grote hoeveelheid grondig uitgevoerde casestudies is een discipline zonder systematische productie van voorbeelden, en een discipline zonder voorbeelden is een ineffectieve discipline. (Inzicht van Kuhn, vertaald uit Flyvbjerg 2006: 219, 242)

Wanneer je met je scriptieonderzoek bezig bent is het heel irritant om te horen dat je het niet goed doet, dat je het beter anders kunt doen (of erger nog: ‘Je hád het beter anders kunnen doen’) want ‘op deze manier heb je er niets aan’, of ‘dit is niet wetenschappelijk’. Als casestudyonderzoeker loop je hier zeker en vast tegenaan. Vaak hebben die opmerkingen ook effect: je bent niet meer zeker van je zaak en gaat twijfelen aan de waarde van je onderzoek. ‘Heeft het überhaupt nog zin om dit onderzoek te doen?’ Het antwoord is waarschijnlijk ‘Ja!’, want ga er maar van uit dat die opmerkingen gebaseerd zijn op verkeerde aannames over wat wetenschap is, en wat casestudyonderzoek inhoudt. Flyvbjerg (2006) bespreekt en weerlegt vijf hardnekkige misvattingen. Hieronder licht ik toe wat Flyvbjerg stelt.

Aanname 1: Algemene theoretische kennis is waardevoller dan context-gebonden kennis

Er wordt vaak gedacht, gezegd, geschreven en onderwezen(!) dat algemene theoretische kennis waardevoller is dan concrete, praktische, context-gebonden kennis. Flyvbjerg ontkracht deze aanname met een verkenning van de rol die ‘de case’ – met zijn context-gebonden informatie – speelt binnen het veld waar de sociale wetenschappen zich mee bezighouden: menselijk gedrag.
Om het belang van context-gebonden informatie te illustreren wijst Flyvbjerg op de manier waarop ‘experts’ en ‘virtuozen’ zich ontwikkelen. Hun expertise wordt stukje bij beetje opgebouwd door het opeenstapelen van afzonderlijke ervaringen in uiteenlopende contexten: vergelijk bijvoorbeeld de hartchirurg die 10 operaties heeft gedaan met de chirurg die er meer dan 200 heeft verricht, in verschillende ziekenhuizen, en op verschillende patiënten; of de eerstejaarsstudent die op pagina 1 van een studieboek begint te lezen met de laatstejaarsstudent die weet (of denkt te weten) welke colleges wel en niet belangrijk zijn en hoe je je het beste kunt voorbereiden op dat ene meerkeuzetentamen.
Als de sociale wetenschap beoogt het ‘hoe’ en ‘waarom’ van menselijk gedrag te begrijpen, is inzicht in context-gebonden cases cruciaal. Het is immers op basis van de interpretatie van die context dat mensen (al dan niet bewust) beslissingen nemen. De zoektocht naar overstijgende algemene theorie is er dan een die niet in dienst staat van de sociale wetenschap; context is belangrijk. Flyvbjerg herschrijft de eerste aanname als volgt:

Voorspellende theorieën en universele regels bestaan niet in onderzoek naar menselijk handelen. Concrete, context-gebonden kennis is daarom waardevoller dan de bij voorbaat gedoemde zoektocht naar voorspellende theorie en universele regels. (Vertaald uit Flyvbjerg 2006: 224)

Aanname 2: Je kunt niet generaliseren op basis van onderzoek naar één case

Volgens Flyvbjerg gaan er twee dingen mis bij deze aanname. Ten eerste schuilt hier het idee dat generaliseren de enige wetenschappelijke weg voorwaarts is terwijl deze methode een van de vele manieren is waarop de wetenschap zich ontwikkelt; casestudyonderzoek is een andere methode. Ten tweede is het wel mogelijk om op basis van één case te generaliseren. Vooral die tweede veronderstelling verdient aandacht.
Flyvbjerg (2006: 225) bespreekt twee voorbeelden uit de natuurkunde. Het eerste gaat over Galilei. Op basis van Aristoteles’ theorie (hoe zwaarder een object, hoe sneller het valt), ‘testte’ Galilei de hypothese dat twee identieke aan elkaar gekoppelde objecten twee keer zo snel zouden moeten vallen als wanneer de twee objecten los van elkaar zouden vallen. Galilei’s gedachte-experiment met de logische conclusie (namelijk ‘dat slaat nergens op’) is te beschouwen als testcase waarmee de theorie van Aristoteles werd gefalsificeerd. Flyvbjerg:

Falsificatie is een van de meest rigoureuze testen waaraan een wetenschappelijke vooronderstelling kan worden onderworpen: Als de vooronderstelling in slechts een enkel geval niet klopt, moet het als onwaar worden beschouwd en worden herzien of verworpen. (Vertaald uit Flyvbjerg 2006: 228)

De tweede case is het experiment waarbij in een vacuüm gelijktijdig een loden kogel en een veertje losgelaten worden. De twee objecten vallen even snel. Uit dit ene experiment volgt dat het gewicht van objecten niet van invloed is op de valsnelheid van die objecten. Dit is theorieontwikkeling.
Bij dit tweede voorbeeld benadrukt Flyvbjerg het belang van de selectie van een loden kogel en een veertje. Door dit soort ‘extreme’ of ‘kritische’ cases te selecteren is het ook voor sociale wetenschappers mogelijk om hypothesen te falsificeren. En om theorie te ontwikkelen. Denk aan jurisprudentie: dit is recht op basis van individuele cases. Soms komt zo’n case toevallig bij een rechter, maar soms wordt zo ook actief naar jurisprudentie gezocht.
Wanneer je sociaalwetenschappelijk onderzoek gaat doen en algemene hypothesen vindt, kun je dus zoeken naar een case waarbinnen die hypothese het minst of juist het meest waarschijnlijk is. Als je onderzoek erop wijst dat de hypothese niet opgaat voor die case, dan moet de hypothese worden verworpen of aangepast. Dus schrijft Flyvbjerg:

Je kunt vaak generaliseren op basis van een enkele casus, en via die generalisatie kan de casestudy cruciaal zijn voor wetenschappelijke ontwikkeling en dienen als vervanging of alternatief voor andere methoden. Maar formele generalisatie wordt overschat als bron van wetenschappelijke ontwikkeling, terwijl ‘de kracht van het voorbeeld’ wordt onderschat. (Vertaald uit Flyvbjerg 2006: 228)

Aanname 3: Casestudyonderzoek test geen hypothesen en ontwikkelt geen theorie

Omdat de derde aanname samenvalt met de tweede en zojuist in de bespreking is meegenomen, is het nu ook mogelijk om de derde aanname aan te passen. Flyvbjerg schrijft:

De casestudy is bruikbaar voor generaliseren en voor het testen van hypothesen, maar is niet beperkt tot enkel deze onderzoeksactiviteiten. (Vertaald uit Flyvbjerg 2006: 229)

Aanname 4: De casestudyonderzoeker heeft een bias naar theoriebevestiging

De vierde aanname is dat de onderzoeker die gebruik maakt van casestudyonderzoek geneigd is theorieën te bevestigen. Het idee is dat de onderzoeker niet blanco het veld in gaat en daarmee onbewust op zoek zal gaan naar data die aansluiten bij de vooraf geformuleerde verwachtingen. Flyvbjerg schrijft hierover:

Het vraagstuk over subjectiviteit en een bias naar bevestiging geldt voor alle methoden, niet alleen voor casestudyonderzoek en andere kwalitatieve methoden. Het element van arbitrair subjectivisme speelt bijvoorbeeld een significante rol bij de keuze voor categorieën en variabelen in kwantitatief of structureel onderzoek, zoals een gestructureerde questionnaire die over een grote steekproef van cases wordt gebruikt. En de kans is groot dat (a) dit subjectivisme overleeft zonder grondig te worden gecorrigeerd gedurende het onderzoek en (b) het de onderzoeksresultaten kan beïnvloeden simpelweg omdat de kwantitatieve/structurele onderzoeker vergeleken met een casestudyonderzoeker niet zo nauw betrokken is bij de respondenten, waardoor het minder voor de hand ligt dat de kwantitatieve/structurele onderzoeker gecorrigeerd wordt door ‘terugpratende’ onderzoeksobjecten. (Vertaald uit Flyvbjerg 2006: 235-236)

Oftewel: elk onderzoek kan worden verknald! Om het risico hiervan te minimaliseren is het belangrijk om maatregelen te treffen. Die maatregelen verschillen per instrument.
Verder benadrukt Flyvbjerg dat er in de wetenschapsgeschiedenis voornamelijk voorbeelden van casestudyonderzoek zijn waarbij de bias gericht is op falsificatie en niet op verificatie. Flyvbjerg haalt onderzoek van onder meer Campbell, Geertz en zichzelf aan als voorbeelden waarin de verzamelde data de onderzoeker dwongen hypothesen juist te herzien (Flyvbjerg 2006: 235). Flyvbjerg herformuleert de vierde aanname dan als volgt:

De casestudy heeft geen grotere bias naar bevestiging van de vooronderstellingen van de onderzoeker dan andere onderzoeksmethoden. Integendeel, het is zelfs zo dat de ervaring leert dat de casestudy een grotere bias heeft naar falsificatie van vooronderstellingen dan naar bevestiging. (Vertaald uit Flyvbjerg 2006: 237)

Aanname 5: Cases samenvatten kan niet, laat staan het formuleren van theorieën

De laatste aanname die Flyvbjerg bespreekt is de aanname dat cases zó context-specifiek zijn dat het onmogelijk is ze samen te vatten en dat je daarom met caseonderzoek nooit algemene theorieën kunt ontwikkelen.
Flyvbjerg legt uit dat die moeilijkheid om cases samen te vatten los staat van de casestudy als methodiek maar verbonden is met de onderzoekspraktijk van de sociale wetenschappen: die is complex. De samenvatting ontneemt de case haar intrinsieke waarde die ligt in die complexiteit. Dus is het samenvatten van cases niet alleen lastig: het is vooral onwenselijk. Flyvbjerg ziet de moeilijkheid van het samenvatten daarom niet als bewijs tegen goed diepgravend casestudyonderzoek met context-specifieke problematiek.
Het tegenovergestelde van samenvatten is dus belangrijk: het openbreken, het ontsluiten van de case. Volgens Flyvbjerg betekent dit dat een goede casebeschrijving alle lezers in staat stelt te bepalen wat ‘het verhaal’ van de case is: “What is this case a case of?” (Flyvbjerg 2006: 238).

Het klopt dat het samenvatten van casestudies vaak lastig is, vooral als het gaat om casusontwikkeling. Dit geldt veel minder voor de uitkomsten van cases. Het probleem met het samenvatten van cases heeft overigens meestal meer te maken met de karakteristieken van de onderzochte werkelijkheid dan met de casestudy als onderzoeksmethodiek. Het is [daarom] vaak niet wenselijk om casestudies samen te vatten en te generaliseren. Goed casestudyonderzoek zou gelezen moeten worden als een verhaal in zijn totaliteit. (Vertaald uit Flyvbjerg 2006: 241)

Slot

Het idee dat casestudyonderzoek niet kan bijdragen aan wetenschappelijke ontwikkeling is onjuist. Voor casestudyonderzoekers is het belangrijk om dit te snappen. Niet zozeer om de discussie aan te gaan (hoewel je dat nu ook zou kunnen), maar vooral om je onderzoek goed op te zetten, goed uit te voeren en de resultaten goed op papier te krijgen. Laat je niet uit het veld(werk) slaan! Onderzoekers die gebruik maken van casestudies moeten nu eenmaal veel uitleggen aan mensen die nog traditioneler over wetenschap denken. Hoe dan ook, casestudyonderzoek is gewoon wetenschappelijk onderzoek, waarbinnen onderzoekers zich mogen laten verrassen door de realiteit die ze onderzoeken. En net als al het andere onderzoek moet casestudyonderzoek goed worden voorbereid. Heb je ergens hulp bij nodig? Kom dan gerust langs of neem met ons contact op.

Verwijzingen:
Flyvbjerg, B., (2006). Five Misunderstandings about Case-Study Research (April 1, 2006). Qualitative Inquiry, vol. 12, no. 2, pp. 219-245.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Leiden, Eindhoven of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Analyseer interviews en transcripten in 6 stappen

Wil je weten wat de belangrijkste stappen zijn die je als scriptiestudent onderneemt als je interviews analyseert? Onze scriptiespecialisten leggen het uit. Na het lezen van dit artikel kun je aan de slag met het bedenken van een structuur voor je resultatenhoofdstuk.

VOORBEREIDING: Drie opstarttips

Wanneer je interviews gedaan hebt voor je onderzoek, moet je hoogstwaarschijnlijk de geluidsopnamen van die interviews transcriberen en analyseren. Het proces dat je daarbij doorloopt is verdeeld in verschillende fasen waartussen je heen en weer zult schakelen. Je kunt je dit proces voorstellen een hoge toren met zes muren waarlangs een wenteltrap omhoog loopt. Helemaal beneden, waar jouw transcripten liggen, begint de tocht omhoog. Soms loop je aan de binnenkant van de trap om te kijken naar je transcripten, soms leun je tegen de muur van één van de zes fasen en ben je bezig met je data. Helemaal bovenaan kun je met een ‘blik op afstand’ kijken naar je data en je onderzoeksvragen beantwoorden. Maar voordat je begint heb ik drie opstarttips die kunnen helpen:

TIP 1. Neem de tijd
Het analyseproces is misschien wel het belangrijkste onderdeel van je onderzoek. Neem daar dus de tijd voor. Een week is echt niet gek. Een maand is ook niet gek. En wanneer mensen promoveren, kan het analyseren zomaar een half of heel jaar in beslag nemen. Hoe meer tijd je hebt, hoe meer rust je jezelf gunt om ideeën in je hoofd te laten sudderen, hoe meer ruimte je hebt om er met anderen over na te denken, en hoe beter jouw analyse uiteindelijk zal zijn. Dus neem die tijd!

TIP 2. Print transcripten uit
Ik zou je ook willen adviseren om al je transcripten uit te printen. De reden hiervoor is dat je bij het ordenen van documenten de fysieke ruimte van je bureau en je werkkamer erg goed kunt gebruiken. Alle documenten liggen op hun plek en zijn direct beschikbaar zonder dat je eerst ergens op moet klikken of een ander document moet wegklikken. Dit helpt overigens ook heel erg goed tegen digi-soggen. Print je transcripten dus uit!

TIP 3. Houd je probleemstelling van je scriptie in zicht
Als je die stapel transcripten hebt liggen, zorg er dan ook voor dat je de probleemstelling en je onderzoeksvragen bij de hand houdt. Die zijn namelijk het uitgangspunt van je onderzoek en helpen je om bij je analyse de relevante data van de irrelevante te onderscheiden.

De zes stappen voor het analyseren van interviews en transcripten

Je begint nu met het daadwerkelijke analyseproces. Dit zijn de belangrijkste stappen die je onderneemt als je interviews gaat analyseren:

STAP 1: Verzamel relevante tekstfragmenten
Neem één transcript. Het kan slim zijn om met een transcript te beginnen van een interview dat voor jouw gevoel heel veel waardevolle informatie bevat. Ga dat transcript van voor naar achter lezen en selecteer daarin de tekstfragmenten die naar jouw idee belangrijk zijn. En die fragmenten kunnen heel lang zijn; eigenlijk is het eerder een kwestie van wegstrepen wat niet belangrijk is dan van selecteren wat wel belangrijk is. Doe dit voor vijf of tien transcripten, of voor alle transcripten als je er minder dan tien hebt.

STAP 2: Splits tekstfragmenten waar mogelijk
In de tweede fase loop je al je verzamelde tekstfragmenten weer door en kijk je of je langere fragmenten kunt opknippen in meerdere kleine fragmenten. Die ‘knip’ kan gemaakt worden op basis van een onderwerp of thema dat in het transcript besproken wordt. Let erop dat de fragmenten na het knippen nog wel begrijpelijk moeten zijn als op zichzelf staande teksten.

STAP 3: Open coderen; labelen
Wanneer de tekstfragmenten opgeknipt zijn, is het tijd om er labels voor te maken. Een label bestaat bij voorkeur uit één woord dat het geselecteerde tekstfragment goed weergeeft. Wanneer je tekstfragment om meerdere redenen belangrijk is, kun je er meerdere labels aan toevoegen, maar maak het niet te gek. Het gaat er vooral om dat jij labels maakt die voor jou werken. Blijf daarbij zo dicht mogelijk bij de inhoud het tekstfragment. Ga door met dit labelen tot er geen nieuwe labels meer bij komen of tot je materiaal op is, en houd je probleemstelling bij de hand!

STAP 4: Axiaal coderen; labels ordenen en reduceren
Als alle labels zijn gecreëerd komt de tijd om axiaal te coderen. Dat betekent dat je de labels die je tot nu toe hebt gevonden gaat ordenen, en dat je, waar mogelijk, het aantal labels terugbrengt. Bij het ordenen van labels ga je vooral op zoek naar onderlinge verbanden tussen labels. Sommige labels vallen misschien onder andere labels. Bepaalde labels zijn misschien onderdeel van een proces. Andere labels hebben misschien een causaal verband. Teken deze verbanden uit en zet ze schematisch op papier. Daarnaast wil je een overzichtelijk aantal labels. Daar waar de labels overlappen, bijvoorbeeld omdat je synoniemen hebt gebruikt, kies je dus voor één label. Uiteindelijk wil je een overzicht van labels hebben waarbij duidelijk is wat de overkoepelende kernlabels zijn.

STAP 5: Check je labelsysteem
Je hebt op dit punt al je labels gemaakt op grond van de eerste vijf of tien transcripten. Als je nog niet-geanalyseerde transcripten hebt, kun je jouw labels met die transcripten testen. Doe dit een paar keer als je de mogelijkheid hebt om te kijken of je misschien nog wat labels moet veranderen of toevoegen of kunt verwijderen.

STAP 6: Maak definities bij de kernlabels uit je systeem
Op basis van je labeloverzicht worden je kernlabels duidelijk. Dit zijn de overkoepelende labels uit het overzicht die ook het nauwst verbonden zijn met je probleemstelling. Het zijn de labels waarmee jij als onderzoeker de individuele transcripten kunt ontstijgen en waarmee je dus een antwoord op je onderzoeksvragen zou moeten kunnen gaan formuleren.

Tot slot

Dit zijn de belangrijkste stappen die je onderneemt als je interviews gaat analyseren. Hierna kun je aan de slag met het bedenken van een structuur voor je resultatenhoofdstuk. Het kan goed zijn dat de kernlabels uit je systeem daarbij veel houvast bieden. Maar voordat het zover is, kun je iemand anders vragen om kritisch naar de labels te kijken in combinatie met tekstfragmenten uit je transcripten. Bij verschil van mening probeer je met elkaar tot overeenstemming te komen over de beste oplossing. Zo voorkom je dat jouw persoonlijke blik te veel invloed heeft op het analyseproces.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Interviews analyseren – drie ideeën voor kwalitatieve analyse

Ga jij interviews analyseren? Bedenk dan dat er bij kwalitatief onderzoek niet één juiste of beste manier is om het analyseren aan te pakken. Verschillende onderzoekers hebben eigen voorkeuren voor kwalitatieve analyse, en methodeboeken beschrijven meerdere mogelijkheden. In methodeboeken staat veel over het ‘coderen’ van interviews. Bij ‘coderen’ geven ‘codewoorden’ richting aan je analyseproces. Maar wat voor je scriptie uiteindelijk van belang is, is dat je uitlegt hoe jij geanalyseerd hebt. Wees je daarom bewust van de analysekeuzes die je (hebt) (ge)maakt.

Om je te helpen erachter te komen welke methode voor het analyseren van interviews aansluit op jouw kwalitatieve onderzoek, staan hieronder drie vragen die je over je eigen onderzoek kunt stellen. De antwoorden op deze vragen vormen het uitgangspunt van je analyse. Lees ze alle drie door, want vaak is een combinatie van invalshoeken bruikbaar.

1. Wat zijn mijn hoofd- en deelvragen?

‘Waar ben ik naar op zoek in de antwoorden van mijn respondenten?’ Deze vraag moet iedere onderzoeker beantwoorden om de interviews van zijn kwalitatieve onderzoek te kunnen analyseren. Het antwoord op deze vraag hangt samen met je hoofd- en deelvragen. Het maakt voor de analyse van interviews bijvoorbeeld nogal wat uit of een onderzoeker verschillende vormen van ‘slang’ of ‘straattaal’ onder bendes in New York in kaart wil brengen, of dat de onderzoeker attitudeverandering ten aanzien van conflictsituaties probeert vast te stellen. De onderzoeker die ‘slang’ in kaart wil brengen, gaat op zoek naar momenten in zijn interviews waar respondenten in straattaal spraken (en misschien naar momenten waar respondenten óver straattaal spraken). De onderzoeker die attitudeverandering probeert vast te stellen, zoekt naar impliciete en expliciete aanwijzingen in de verhalen van respondenten die op zo’n attitudeverandering kunnen wijzen. Waar je analyse ook op gericht is, pak je hoofd- en deelvragen erbij.

2. Welke interviewvragen of onderwerpen heb ik mijn respondenten voorgelegd?

Ieder interview is een gesprek waarin vragen gesteld worden over verschillende onderwerpen. Bij gestructureerde en semigestructureerde interviews maak je als onderzoeker meestal gebruik van lijstjes met vragen of te bespreken thema’s, die ook weer in verband staan met de theorie en de modellen die in je theoretische kader beschreven staan. Die lijstjes met vragen en thema’s zijn daarom meestal handige vertrekpunten voor je analyse.

Omdat je bij gestructureerde interviews steeds dezelfde vragen gesteld hebt, kun je nu goed per interviewvraag inventariseren welke antwoorden verschillende respondenten hebben gegeven. Bij semigestructureerde interviews kun je voor je analyse gebruikmaken van je lijst met thema’s of onderwerpen. De analyse aan de hand van een topiclijst lijkt misschien wat minder ‘straightforward’ dan het werken met gestructureerde interviews, maar ook hier inventariseer je eerst wat je respondenten over een bepaald thema hebben verteld.

Verzamel per vraag of thema de bijbehorende stukken interview en zet ze bij elkaar. Probeer die stukken interview vervolgens per vraag of thema samen te vatten: wat is de rode draad? Bij tegenstrijdige antwoorden van je respondenten vormt die tegenstrijdigheid waarschijnlijk de rode draad die je wilt uitlichten.

3. Wat bracht je tot dit ene interview?

Wanneer je open interviews hebt gedaan, kun je meestal niet terugvallen op een vragenlijst of topiclist. Naast houvast vanuit je onderzoeksvragen kunnen belangrijke hints voor je analyse liggen in de motivatie voor specifieke interviews. Waarom wilde je dit interview doen? Waarom met deze persoon? ‘Het interviewgesprek dat je hebt gehad met die oudere dame omdat zij toevallig op dat ene bankje op het kerkplein zat’, bijvoorbeeld. Als voor jou duidelijk is wat je tot het interview bracht, kun je ook makkelijker herkennen welke onderdelen uit dat interview wel of niet belangrijk zijn om met je lezers te delen.

Voor de analyse van open interviews is het wel belangrijk niet te zuinig te zijn bij het selecteren van citaten. De context van het interview en de context van de antwoorden van een respondent zijn vaak net zo belangrijk voor jouw analyse van die antwoorden als de antwoorden zelf. Bedenk daarbij dat het gemakkelijk is om later in je proces citaten in te korten, maar dat het vervelend is om de originele transcripten van je interviews er later steeds weer bij te moeten pakken omdat de geselecteerde citaten onvoldoende duidelijk zijn.

Tot slot

Het is belangrijk om te begrijpen dat het analyseren van je interviews iets anders is dan het schrijven van je resultatenhoofdstuk. Je bent nu namelijk je data aan het bestuderen en aan het uitvogelen, aan het bedenken, hoe je die data het best in je scriptie kunt zetten. Je bent dus nog niet bezig met het schrijven van je resultatenhoofdstuk. Je krijgt tijdens het uitvoeren van de kwalitatieve analyse dan ook een stuk minder ‘op papier’ dan bij je werk aan bijvoorbeeld de inleiding of het theoretische kader. Dit voelt wellicht niet als voortgang. Maar voortgang in deze fase herken je wanneer het lezen van het ene interview je steeds vaker aan fragmenten uit andere interviews doet denken. Stel je hierop in als je begint met het analyseren van interviews. Heel veel succes! En als je hier meer over wilt weten, neem dan gerust contact met ons op.


Wil je op de juiste wijze onderzoek uitvoeren? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier.