Hoe moet je rechten studeren? 4 motiverende tips van een jurist


Is rechten studeren zwaar? Wat zijn de voor- en nadelen van rechten studeren? Vinden studenten rechten saai? Studiemeesters begeleidt niet voor niets veel rechtenstudenten: het is inderdaad een pittige studie met erg veel droge stof. Is rechten studeren de moeite waard? En zo ja, hoe maak je er een succes van? We praten met Marc, een ervaren advocaat met een passie voor het vak en een haat-liefdeverhouding met de studie, over motivatie van rechtenstudenten.

1. Herinner jezelf aan jouw drive – “als je even in de put zit”

Wat is jouw motivatie voor je studiekeuze? Marc vertelt dat rechtvaardigheidsgevoel hem dreef: “Als mensen tekort wordt gedaan, dan is het belangrijk om te weten wat de rechten en plichten zijn. Er zijn belangrijke rechtvaardigheidsoverwegingen die voorkomen dat mensen het onderspit delven. Zij worden gesteund door het recht.” Verlies tijdens je studieloopbaan jouw persoonlijke drive niet uit het oog!

2. Train je discipline – “je zult het nodig hebben”

Marc is er heel eerlijk over: “Rechten is een theoretische studie, bomvol droge termen die je moet leren aan de hand van allesbehalve vlot geschreven dikke boeken en saaie, massale hoorcolleges. Sommige boeken zijn niet om door te komen, zo droog zijn ze geschreven. Standaardwerken zoals de Asser-serie hebben status, maar zijn echt niet leuk om te lezen.” De hoorcolleges kunnen ook een behoorlijke uitdaging zijn: “Een professor staat zijn verhaaltje af te draaien en als student zit je heel passief het verhaal tot je te nemen – of niet.”
Hoe kom je erdoorheen? “Puur op basis van discipline.” Dat kan best even wennen zijn in je eerste jaar. Gelukkig wordt discipline (of wilskracht) in de wetenschap vergeleken met spierkracht: Hoe meer je traint, hoe sterker je wordt! Vol aan de bak in de UB dus, zodat je discipline steeds sterker wordt, en ruim van tevoren al sterk genoeg is voor de zwaarste onderdelen van je studie.

3. Zoek verbinding met de praktijk – “dan gaat het leven”

“Ik vond de studie niet leuk, maar ik houd van het vak”, zegt Marc. “De praktijk is heel anders dan de studie. Als je rechtshulp verleent, ga je niet zozeer in op dogma’s en theorieën. Je hebt die soms wel nodig voor je betoog, maar het vak is in wezen erg praktisch. Je helpt bij een concreet probleem en gaat na wat de juridische ingangen zijn om een persoon verder te helpen.” Kortom, rechten mag dan een gortdroge studie zijn, de praktijk is interessant. Zoek daarom verbinding met de praktijk. Ga bijvoorbeeld aan de slag in een rechtswinkel of bij een advocatenkantoor, dan gaat je studie meer leven en lukt het beter om die boeken door te worstelen.

4. Weet dat het loont – “echt waar!”

Het besef dat de praktijk heel anders is en dat je daar tientallen jaren in werkzaam zult zijn, zal je helpen om de pittige studiejaren in perspectief te zien. Als jurist wil je de weg kunnen vinden in het recht. Je wilt de basiskennis goed beheersen, zodat je de problemen uit de praktijk kunt vertalen naar de juridische context. “Vier jaar buffelen, en dan je leven lang er de vruchten van plukken”, zegt Marc vrolijk. “Het is de moeite waard!”


Op efficiënte wijze een beter studieresultaat behalen? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Leiden, Eindhoven of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

De definitie van wensen en behoeften

De scriptiespecialisten van Studiemeesters leggen het verschil tussen wensen en behoeften uit en geven een aantal definities, zodat jij aan de slag kunt met het wensen- en behoeftenonderzoek voor je scriptie.

Het verschil tussen wensen en behoeften

De begrippen ‘wensen’ en ‘behoeften’ zijn sterk aan elkaar verwant en het verschil is niet altijd duidelijk. De twee begrippen worden in marketingvraagstukken vaak in één adem genoemd, maar in het dagelijks taalgebruik bedoelen we met behoeften iets anders dan met wensen. Je zou kunnen stellen dat een wens iets is dat we graag willen, maar waar we zonder kunnen, terwijl een behoefte sterk essentieel is, iets waar we echt niet zonder kunnen. Behoeften zijn dus fundamenteler dan wensen.

Definitie van wensen

Kotler (2009) definieert ‘wensen’ als volgt: “Een wens is de concrete vorm die een behoefte aanneemt in een bepaalde cultuur en persoon” (p. 11). Hij legt hierover uit: “Een ander belangrijk basisbegrip in marketing is dat van wensen. We hebben allemaal eten nodig, maar willen verschillende gerechten eten om onze honger te stillen. Een Balinees die honger heeft, verlangt misschien naar mango’s speenvarken en bonen; een Groninger wil misschien aardappelen met bloemkool, een stooflapje en een bord vla toe. Een wens wordt beschreven als een object dat een behoefte bevredigd.” Nederstigt en Poiesz (2010) zeggen ook: “Wensen zouden we concretiseringen van behoeften kunnen noemen” (p. 189).

Het NIMA Marketing Lexicon lijkt geen onderscheid te maken tussen wensen en behoeften. Het woord ‘behoefte’ wordt tweemaal gedefinieerd, eenmaal onder vermelding van ‘need’ (p. 8) en eenmaal onder vermelding van ‘want’ (p. 61).

Definitie behoeften

Kotler (2009) stelt: “Een behoefte is het idee van een individu dat het hem aan iets ontbreekt” (p. 11). Hij legt hierover uit: “Het meest elementaire begrip waar marketing op berust is dat van menselijke behoeften. Mensen hebben allerlei complexe behoeften, zoals een fysieke behoefte aan voedsel, kleding, warmte en veiligheid; een sociale behoefte aan genegenheid en om ergens bij te horen; een individuele behoefte aan kennis en zelfexpressie. Deze behoeften zijn niet uitgevonden door marketeers – zij maken deel uit van de menselijke aard.”

Het NIMA Marketing Lexicon (Waarts, Peelen & Koster, 2003) definieert ‘behoefte’ als volgt: “Een behoefte (need) is voor een individu de, al dan niet ervaren, ongewenste discrepantie tussen een actuele situatie en een mogelijke situatie. Indien het individu zich bewust is van deze ongewenste discrepantie, is er sprake van een manifeste behoefte; is het individu zich daar (nog) niet van bewust, dan betreft het een latente behoefte” (Waarts, Peelen & Koster, 2003, p. 8). Bovendien definieert het lexicon het begrip ‘basisbehoefte’ als volgt: “Een voor een individu ongewenste discrepantie tussen een actuele en een voor hem noodzakelijke situatie, die betrekking heeft op de primaire levensvoorwaarden, zoals in leven blijven, voeding huisvesting, veiligheid en zekerheid” (Waarts, Peelen & Koster, 2003, p. 61).


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan


Bronnen

Kotler, P., Armstrong, G., Wong, V., Saunders, J. (2009). Principes van marketing (F. Broere, Ned. bew.; T. Roozenboom, vert.). Amsterdam: Pearson Benelux.

Nederstigt, A. T. A. M. & Poiesz, Th. B. C. (2010). Consumentengedrag. Groningen: Noordhoff.

Waarts, E., Peelen., E. & Koster, J. D. M. (2003). NIMA Marketing Lexicon. Begrippen en omschrijvingen. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Resultaten en analyse voor de hbo-scriptie

Heb je voor je hbo-scriptie kwantitatief onderzoek gedaan met behulp van een enquête? En vraag je je nu af hoe je de resultaten van je enquête moet rapporteren? In deze blogpost leggen we uit hoe de meeste hbo-studenten dat aanpakken.

Indeling van je resultatenhoofdstuk

Je kunt je hoofdstuk op verschillende manieren indelen. Begin bijvoorbeeld met een paragraaf waarin je de verdeling van je sociaal-demografische variabelen rapporteert, vervolg dan met een paragraaf waarin je de resultaten van al je enquêtevragen inzichtelijk maakt en sluit af met een derde paragraaf waarin je de resultaten rapporteert van een data-analyse naar verbanden tussen variabelen. Een andere mogelijke indeling is werken met je deelvragen. Je gebruikt dan de onderwerpen van de deelvragen als tussenkopjes en geeft onder elk kopje de resultaten van de enquêtevragen van de betreffende deelvraag.

Het verschil tussen resultaten en analyse

Soms maken opleidingen een onderscheid tussen resultaten en analyse. Een gangbare opvatting over het verschil tussen deze twee is gebaseerd op het onderscheid tussen beschrijvende statistiek (het rapporteren van ‘descriptives’) en toetsende statistiek (ook wel inferentiële statistiek genoemd). Als je in het resultatenhoofdstuk van je hbo-scriptie resultaten en analyses apart moet bespreken, dan kun je het volgende doen: Rapporteer eerst de resultaten van je enquêtevragen met behulp van figuren (taart- of staafdiagrammen, histogrammen) of tabellen (frequentietabellen). Ga vervolgens aan de slag met data-analyse om verbanden tussen variabelen aan te tonen (met behulp van kruistabellen, ANOVA’s of regressies) en rapporteer de uitkomsten van de analyses.

Tip: Maak 100% gestapelde staafdiagrammen voor het rapporteren van resultaten van enquêtevragen met Likertschalen.

Verhouding tekst en figuur/tabel

De vuistregel is: Een tabel of een figuur is nooit alleen. Dat betekent dat er altijd een stukje tekst bij een figuur of een tabel hoort, en dat er vanuit de tekst naar de tabel of figuur wordt verwezen (“zie figuur 1.1.”). Wat je niet moet doen, is alle informatie of getallen uit de tabel of figuur overnemen in de tekst. Dan kun je de figuur of tabel immers net zo goed weglaten. Wat bespreek je dan in de tekst? Voeg iets toe; kijk zelf goed naar de figuur en noem twee of drie dingen die je daarbij opvallen. Zie je een patroon? Of zie je afwijkende dingen? Let wel op dat je nog geen conclusies trekt, anders heb je straks onder het kopje ‘Conclusies’ niets meer te vertellen. Beschrijf alleen objectief de resultaten.

Heb je altijd een figuur of tabel nodig?

Het antwoord op deze vraag is ‘nee’. De vuistregel is dat je voor het rapporteren van zo’n drie getallen geen tabel nodig hebt; je neemt ze gewoon op in de tekst. Als het om meer getallen gaat, maak dan wel even een tabel of een figuur.

Opmaak figuren en tabellen

Neem liever geen figuren en tabellen over uit SPSS. De vormgeving van SPSS laat namelijk nogal wat te wensen over en vaak staat er te veel niet-relevante informatie in de output van SPSS. Gebruik SPSS alleen om je getallen te genereren en exporteer deze dan naar Excel. Maak vervolgens figuren in Excel en plak ze in je Word-document (zonder omlijning of kader), en maak je tabellen in je Word-document.
Geef alle tabellen en figuren een nummer en een titel (bijvoorbeeld: “Figuur 1.1. De mate waarin medewerkers tevreden zijn over de faciliteiten”). Tabellen en figuren nummer je los van elkaar. Er is dus zowel een tabel 1.1 als een figuur 1.1. Let op: de titel van een tabel staat bóven de tabel, maar de titel van een figuur staat ónder de figuur.

Tip: Een figuur is een plaatje of een afbeelding. Vuistregel: als het geen tabel is, dan is het een figuur.

Voorbeelden resultaten van enquêtes

Elke student bedenkt een eigen resultatenhoofdstuk. Het perfecte voorbeeld voor jouw resultatenhoofdstuk zul je waarschijnlijk niet vinden. Bekijk een paar verschillende resultatenhoofdstukken en bedenk dan zelf wat het beste is voor jouw scriptie. Voorbeelden vind je op de scriptiebank voor hbo-scripties.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

De Likertschaal voor enquêtevragen in scriptieonderzoek

Er zijn verschillende soorten antwoordschalen voor enquêtevragen. De Likertschaal is er één van. Deze schaal stamt uit 1932, is bedacht door meneer Likert, en wordt nog steeds veel gebruikt in vragenlijstonderzoek.

Waarom de Likertschaal?

Met behulp van de Likertschaal kun je dingen meetbaar maken die normaal gesproken lastig te meten zijn in kwantitatief onderzoek. Afstand is bijvoorbeeld makkelijk te kwantificeren aan de hand van het aantal kilometers. Maar hoe stel je vast hoeveel moeite iemand heeft met afstuderen? Dat maak je meetbaar met behulp van een Likertschaal in combinatie met een bepaalde uitspraak of stelling.

Hoe formuleer je een enquêtevraag met een Likertschaal?

Voor het opstellen van een enquêtevraag met een Likertschaal heb je een korte antwoordinstructie, een stelling, en de juiste woorden voor je schaal nodig. Bijvoorbeeld:

  • Antwoordinstructie: In hoeverre bent u het eens met de onderstaande stellingen? Geef antwoord op een schaal van 1 tot 5, waarbij 1 = helemaal eens en 5= helemaal oneens.
  • Stelling: “Mijn afstudeerproces levert me frustraties op”
  • Likertschaal: 1. Helemaal eens; 2. eens; 3. neutraal; 4. oneens; 5. helemaal oneens.

Welke Likertschaal moet je gebruiken?

In principe kun je zelf kiezen welke termen je in je Likertschaal gebruikt. Bedenk daarbij wel dat de woorden van je Likertschaal goed moeten passen bij de formulering van je stelling.

  • Instemming: Helemaal eens/ eens / neutraal / oneens / helemaal oneens
  • Frequentie: Heel vaak / vaak / soms / zelden / nooit
  • Belangrijkheid: Zeer belangrijk / belangrijk / redelijk belangrijk / enigszins belangrijk / onbelangrijk

Bekijk online meer voorbeelden van verschillende Likertschalen

Moet ik een vijf- of een zevenpunts-Likertschaal gebruiken?

Het aantal punten is niet voor elke Likertschaal hetzelfde. Meestal wordt een vijfpunts-Likertschaal gebruikt, maar ook een zevenpuntsschaal of zelfs een negenpuntsschaal is mogelijk. Doorgaans is het gebruik van een vijfpuntsschaal voldoende, zeker voor scriptieonderzoek.

Voor- en nadelen van de Likertschaal

Likerschalen hebben verschillende voor- en nadelen.

Voordelen

  • Likertschalen zijn makkelijk op te stellen voor de onderzoeker;
  • makkelijk in te vullen door de respondent;
  • betrouwbaar.

Nadelen

  • Respondenten zijn geneigd de middelste antwoorden aan te vinken en de uiteinden van de schaal te vermijden.
  • Respondenten kunnen geneigd zijn het eens te zijn met stellingen om de onderzoeker te plezieren.
  • Sociaal wenselijk antwoorden speelt ook een rol.
  • De validiteit van vragen met Likertschalen is lastig vast te stellen.

Hoe analyseer je data van Likertschalen?

Met een Likertschaal meet je op intervalniveau. Je mag op dit rekenkundig meetniveau (ordinaal of intervalniveau) geen gebruik maken van gemiddelden. Als je een centrummaat wilt rapporteren, gebruik dan de mediaan of de modus.
Geef voor hbo-scripties het resultaat weer in een frequentietabel of een staafdiagram. Combineer eventueel meerdere stellingen in één frequentietabel of in een 100% gestapeld staafdiagram. Gebruik geen histogram. Wil je verbanden met andere variabelen analyseren, gebruik dan kruistabellen met eventueel een chi-kwadraattoets.
Voor universitaire scripties kan gebruik worden gemaakt van verschillende non-parametrische toetsen. Vaak worden somscores van schalen die bestaan uit meerdere items met Likertschalen geanalyseerd alsof het een meting op ratiomeetniveau betreft.

Bekijk ook onze tips voor het opstellen van enquêtes.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Plan van aanpak voor de hbo-scriptie: Help!

Het schrijven van een plan van aanpak (PvA) kan frustrerend zijn. Het is allemaal nieuw voor je en opleidingen geven vaak weinig aanwijzingen. Als je al feedback krijgt (en dat is lang niet altijd geval), krijg je meestal alleen te horen wat er níét goed is aan je plan van aanpak. Wat je wél moet doen, wordt zelden uitgelegd. Je moet het blijkbaar zelf uitvinden. Je doorzettingsvermogen wordt flink op de proef gesteld. Houd moed, want met de informatie in deze blogpost kun je waarschijnlijk weer vooruit. En als dat niet het geval is, dan kun je ons altijd bellen om een uurtje scriptiebegeleiding in te plannen.

Wat staat er in een plan van aanpak?

De eisen voor een plan van aanpak verschillen per opleiding*, maar meestal bevat het PvA drie onderdelen:

1) een uiteenzetting van de probleemanalyse,  
2) een beschrijving van theorie en modellen,  
3) een plan voor de onderzoeksmethodiek.  

Deze drie onderdelen komen overeen met de onderwerpen van eerste drie hoofdstukken van de standaard hbo-scriptie. In de blogpost over de standaard hbo-scriptie wordt meer verteld over de inhoud van deze hoofdstukken. De informatie over de eerste drie hoofdstukken is van toepassing op de inhoud van het plan van aanpak.

Hoeveel bladzijden heeft een plan van aanpak?

Er is geen vast aantal bladzijden voor een PvA – tenzij je opleiding dat expliciet vermeldt. De een werkt zijn PvA verder uit dan de ander. Je kunt kiezen voor een compacte, maar sluitende beschrijving van de voornoemde onderdelen, of voor een uitgebreide uitwerking van deze onderdelen in drie hoofdstukken. Er is wat dat betreft geen goed of fout. Kies je voor een uitgebreide uitwerking en wordt je PvA goedgekeurd, dan heb je de eerste drie hoofdstukken van je scriptie al klaarliggen en kun je meteen starten met deskresearch of veldonderzoek. Kies je voor een compacte omschrijving, dan hoef je minder tekst te wijzigen als je PvA niet meteen goedgekeurd wordt. Meer bladzijden betekent niet noodzakelijk een beter PvA. Of je nu een kort of een lang PvA schrijft, je opzet moet goed zijn om goedkeuring te krijgen.

Wat maakt een plan van aanpak goed?

Een goed plan van aanpak is sluitend. Met ‘sluitend’ bedoelen we dat je probleemanalyse klopt, dat het advies dat je van plan bent te gaan schrijven zal bijdragen aan het oplossen van het probleem van je opdrachtgever, en dat de kennis die je verzamelt tijdens je deskresearch of veldonderzoek volgens de theorie nodig is voor het opstellen van dat advies. Een goede scriptie is niet noodzakelijk erg omvangrijk of bijzonder origineel. Veel belangrijker is het dat alle hoofdstukken op elkaar aansluiten, dat de structuur helder is voor de lezer, en dat het advies weer aansluit bij het probleem.

Waar vind ik een goed voorbeeld van een plan van aanpak voor een hbo-scriptie?

Online vind je weinig goede voorbeelden van een plan van aanpak. Onze ervaring is ook dat een voorbeeld niet altijd nodig is: elk afstudeerproject is uniek en vraagt dus om een eigen plan van aanpak. Als je toch een indruk wilt krijgen, dan kun je het beste gebruik maken van de HBO Kennisbank. Zoek in deze database naar scripties van vergelijkbare opleidingen of naar scripties met vergelijkbare onderwerpen. Selecteer een aantal relevante scripties en bekijk hoe de probleemanalyse, het theoretisch kader en de onderzoeksmethoden op elkaar aansluiten. Merk op dat elke scriptiestudent het anders aanpakt en vul vervolgens het schema voor de structuur van jouw scriptie in.

Kost mijn PvA te veel tijd? Krijg ik mijn scriptie straks niet af?

Deze vraag rijst vaak op het moment dat een PvA niet meteen goedgekeurd wordt. Studenten willen graag starten met het veldonderzoek, maar hebben het gevoel dat ze tegengehouden worden door de uitblijvende goedkeuring van het PvA. Realiseer je op zo’n moment dat je al lang met je scriptie bent begonnen. Met het uitdenken van je PvA denk je immers in essentie je hele scriptie uit. Als jij je PvA uitgebreid uitwerkt, heb je straks de eerste drie hoofdstukken van je scriptie klaarliggen. Dat is niet niks. Realiseer je dat productiviteit tijdens een scriptietraject niet altijd wordt uitgedrukt in het aantal geschreven woorden per dag. In tegendeel: doorgaans ben je een derde deel van de tijd informatie aan het verzamelen, een derde deel informatie aan het verwerken (in gedachten) en ten slotte een derde deel van de tijd aan het schrijven. Je kunt niet schrijven zonder eerst na te denken. Een dag zitten lezen, speuren en broeden op een idee is dus niet noodzakelijk verloren tijd! Gun jezelf de tijd om de boel goed uit te denken voor je gaat schrijven. Trek uiteraard wel op tijd aan de bel als je echt vastzit of last heb van studieontwijkend gedrag.

*De eisen voor een plan van aanpak verschillen per opleiding. Neem daarom de informatie die je krijgt van je opleiding goed door. Krijg je weinig informatie? Dan kun je eerst uitgaan van de informatie in dit stuk en check je vervolgens bij je docent of je plan aansluit bij zijn/haar verwachtingen. Blijf altijd goed communiceren met je docent, want zijn of haar verwachtingen wegen zwaarder dan de aanwijzingen die je van ons krijgt – al staat het je natuurlijk vrij om te proberen je docent te overtuigen van jouw plannen voor jouw individuele project.


Geeft je opleiding te weinig uitleg over scripties? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Kwalitatief en kwantitatief onderzoek: het verschil

Er zijn veel verschillende onderzoeksmethoden, van interviews en enquêtes tot observaties en casestudies. Al die verschillende onderzoeksmethoden kun je onderverdelen in twee typen: kwalitatieve en kwantitatieve methoden. De scriptiespecialisten van Studiemeesters leggen uit wat het verschil is tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek.

Verschil 1. Getallen vs. woorden

Een belangrijk onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek is dat er bij kwantitatief onderzoek ‘gemeten’ wordt en bij kwalitatief onderzoek niet. Meten houdt in dat er een getal wordt toegekend aan een object of een gebeurtenis, waardoor het vergeleken kan worden met andere objecten en gebeurtenissen. Bij kwantitatief onderzoek gaat het om het verzamelen van een grote hoeveelheid numerieke data (getallen). Denk aan enquêtes met meerkeuzevragen of vragen naar hoeveelheden of tijdsduur. In een wetenschappelijke context betekent het woord ‘kwantificatie’ dan ook ‘de handeling van het meten en tellen’. In kwantitatief onderzoek ligt zowel bij het verzamelen als bij de analyse de nadruk op kwantificatie van data. Bij kwalitatief onderzoek is dat niet het geval. De nadruk ligt daar niet op meten en op het verzamelen van getallen, maar op woorden. Het is subjectiever en interpretatiever.

Verschil 2. Deductie vs. inductie

In kwantitatief onderzoek wordt vaak gebruikgemaakt van een deductieve benadering in de relatie tussen theorie en onderzoek; er worden theorieën getest in het onderzoek. Kwalitatief onderzoek is vaker inductief; er worden theorieën gegenereerd met het onderzoek.

Verschil 3. Visie op de sociale werkelijkheid

Binnen sociaal onderzoek valt op dat bij kwantitatief onderzoek de sociale werkelijkheid wordt gezien als een externe, objectieve realiteit, terwijl die in kwalitatief onderzoek wordt gezien als iets wat door een individu gecreëerd wordt en dus subjectiever en veranderlijker is.

Voorbeelden van kwalitatieve en kwantitieve onderzoeksmethoden

EnquêtesDiepte-interviewExperimenteel onderzoek(Participerende) observatieMonitoringFocusgroepGestructureerde interviewsCasestudies

Kwantitatief Kwalitatief

Mixed Methods

Als binnen één onderzoek zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden gebruikt worden, dan noemen we dat ‘mixed method’-onderzoek. Je houdt dan bijvoorbeeld eerst interviews om tot diepere inzichten te komen en toetst vervolgens met behulp van enquêtes in hoeverre de uitspraken gelden voor de onderzoekspopulatie.

Meer weten? Lees ook de uitgebreidere uitleg van onze specialist Pieter over het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Wat is de betekenis van ‘representatief’ in scriptie-onderzoek?

Het begrip ‘representativiteit’ heeft betrekking op de steekproef van je scriptie-onderzoek. Representativiteit is belangrijk omdat het de mate van generaliseerbaarheid van je onderzoeksresultaten beïnvloedt. De scriptiespecialisten van Studiemeesters leggen de betekenis van representativiteit uit en geven ter verduidelijking een voorbeeld van een niet-representatieve steekproef.

Wat is representativiteit?

Vaak wil je in onderzoek uitspraken doen over een groep mensen. Misschien onderzoek je de wensen en behoeften van mensen die maaltijden thuis laten bezorgen, of houd je een klanttevredenheidsonderzoek onder klanten van een landelijke supermarkt. Het is zelden mogelijk om een populatieonderzoek uit te voeren waarbij je iedereen die tot de doelgroep behoort, interviewt of een vragenlijst in laat vullen. Stel je voor: dat zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat je alle mensen die bij Albert Heijn hun boodschappen doen, zou moeten interviewen!
Het onderzoeken van de hele populatie is gelukkig ook niet nodig. In plaats daarvan selecteer je een aantal mensen uit de populatie en onderzoek je deze groep. Deze kleinere groep mensen vormt je steekproef. Je brengt dan de wensen en behoeften of de tevredenheid van deze kleinere groep in kaart en gaat ervan uit dat de resultaten van deze steekproef geldig zijn voor de hele populatie, oftewel: dat je de resultaten kunt generaliseren. Maar je resultaten zijn alleen generaliseerbaar als je steekproef voldoende representatief is.

‘Representatief’ wil zeggen: in hoeverre vormen de mensen in je steekproef een afspiegeling van de populatie?

Bestaat de doelgroep uit mannen en vrouwen in de leeftijd van 18-65 jaar in alle provincies van Nederland? Dan zal je steekproef ook zowel mannen als vrouwen van diverse leeftijden uit verschillende provincies moeten bevatten, anders is deze niet representatief. Anders gezegd: een representatieve steekproef is “a sample that reflects the population accurately so that it is a microcosm of the population” (Bryman, 2012, p. 187).

Voorbeeld van een niet-representatieve steekproef

Stel, een landelijke supermarkt is de opdrachtgever van je afstudeeronderzoek en je brengt de klanttevredenheid in kaart. Je hebt een mooie online-vragenlijst opgesteld en verspreidt die vragenlijst via Facebook bij je sportvereniging en je studentenvereniging en onder studiegenoten. In korte tijd weet je 384 ingevulde vragenlijsten te verzamelen. Je begint met de data-analyse en plot de socio-demografische variabelen. De staafdiagrammen laten zien dat geslacht gelijk verdeeld is, maar dat de leeftijd varieert van 19 tot 24 jaar en dat 80% van je respondenten in de stad woont waar je studeert. Je steekproef is helaas niet representatief voor leeftijd en woonplaats.
Je kunt daarom op basis van de resultaten van deze steekproef geen geldige uitspraken doen over de klanttevredenheid van alle klanten van de landelijke supermarktketen, want de mening van mensen uit de provincie en de mening van oudere mensen ontbreken in jouw onderzoek. Je steekproefmethode (respondenten selecteren binnen je eigen netwerk via Facebook) heeft gezorgd voor een vertekening in je steekproefsamenstelling, oftewel een sampling bias: “a distortion in the representativeness of the sample that arises when some members of the population (or more precisely the sampling frame) stand little or no chance of being selected for inclusion in the sample” (Bryman, 2012, p. 187).


Wil je op de juiste wijze onderzoek uitvoeren? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Representativiteit in kwantitatief en in kwalitatief onderzoek: wat is het verschil?

Representativiteit is een begrip dat in bijna elk onderzoeksverslag en bijna elke scriptie bij de onderzoeksmethoden besproken moet worden. In kwantitatief onderzoek heeft het begrip betrekking op de steekproef en kan er een representativiteitstoets worden uitgevoerd. Maar wat vertel je over representativiteit als je kwalitatief onderzoek hebt uitgevoerd? De scriptiespecialisten leggen je alles uit wat je moet weten over representativiteit in kwalitatief onderzoek.

Kwantitatieve benadering van representativiteit

Bij kwantitatief onderzoek is de vraag naar representativiteit gelijk aan de vraag in hoeverre de mensen in je steekproef een afspiegeling vormen van de populatie. Eigenlijk wordt bij het gebruik van het woord ‘representativiteit’ bijna altijd uitgegaan van deze betekenis. Daarbij wordt vergeten dat representativiteit in kwalitatief onderzoek een andere betekenis heeft. Bij kwantitatief onderzoek gaat het om het verzamelen van een grote hoeveelheid numerieke data en ligt bij het verzamelen en bij de analyse de nadruk op kwantificatie (getallen en tellen). Daardoor kan ook de representativiteit getalsmatig worden uitgedrukt aan de hand van een representativiteitstoets.

Kwalitatieve representativiteit

Bij kwalitatief onderzoek staan woorden centraal en gaat het niet om de kwantiteit, maar om de kwaliteit. Representativiteit in kwalitatief onderzoek is daarom niet gericht op een juiste numerieke afspiegeling, maar op het geven van een volledig beeld van alle verschillende houdingen, meningen en gedragingen die bestaan binnen de doelgroep van je onderzoek. De keuzes die je maakt bij de selectie van respondenten voor je onderzoek, is dus niet gericht op de getalsmatige verdeling van variabelen in de populatie, maar op factoren of eigenschappen die invloed hebben op mening, houding en gedrag.

Representativiteit bespreken in je onderzoeksmethoden

In kwantitatief onderzoek kun je de representativiteit van verschillende variabelen toetsen met een representativiteitstoets. Als je representativiteit van kwalitatief onderzoek bespreekt in het methodenhoofdstuk van je scriptie, dan ligt de focus op het omschrijven van een goede en verantwoorde keuze van de locaties, groepen of individuen die je onderzoekt. Zo leg je bijvoorbeeld bij een casestudy-onderzoek uit waarom de casus die je gekozen hebt, representatief is voor de zaak die jij onderzoekt. De casestudy die je selecteert, moet daarbij aan bepaalde, voor jouw onderzoek relevante criteria voldoen.


Wil je op de juiste wijze onderzoek uitvoeren? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

De representativiteitstoets voor de steekproef van je scriptie-onderzoek

‘Representativiteit’ is een begrip waar je aandacht aan besteedt in je bespreking van de onderzoeksmethoden van je scriptie. Het heeft betrekking op de steekproef en zegt iets over de kwaliteit van je veldonderzoek. De scriptiespecialisten van Studiemeesters leggen uit waarom representativiteit belangrijk is en hoe je een representativiteitstoets uitvoert.

Het belang van representativiteit

Representativiteit is een belangrijk aspect om te bespreken bij je onderzoeksmethoden, omdat je op basis van de resultaten van een steekproef uitspraken wilt doen over de populatie. Dat heet ‘generaliseren’. De generaliseerbaarheid van je resultaten is afhankelijk van de mate waarin de samenstelling van je steekproef een goede afspiegeling vormt van de samenstelling van de populatie. Stel dat je onderzoek doet naar de wensen en behoeften met betrekking tot de content van de website van Voetbal International. In dat geval moet je goed letten op de verhouding tussen mannen en vrouwen onder bezoekers van de website. In de steekproef wil je een vergelijkbare verhouding, zodat de uitkomsten van je steekproefonderzoek generaliseerbaar zijn.

Representativiteitstoets voor kwantitatief onderzoek

In kwantitatief onderzoek kun je representativiteit toetsen met een representativiteitstoets, ook wel homogeniteitstoets of aanpassingstoets genoemd. Het gaat bij deze toets om een kruistabel met in de ene kolom de steekproefverdeling van een variabele, en in de andere kolom de populatieverdeling (zie tabel 1). Vervolgens toets je met een chi-kwadraattoets of de steekproefverdeling van deze variabele significant afwijkt van de populatieverdeling. De waarden van je steekproefverdeling komen uit je eigen data-set. De populatiewaarden haal je uit een ander onderzoek of rapport, bijvoorbeeld eerder onderzoek van je opdrachtgever, een publicatie van een branchevereniging of een rapport van het CBS of CPB. De waarde van de populatie voer je handmatig in in SPPS. Als de uitslag van de chi-kwadraattoets significant is (p<0,05), dan is je steekproef niet representatief voor deze variabele en kun je op basis van jouw steekproefonderzoek geen geldige uitspraken doen over de onderzoekspopulatie.

Tabel 1. Voorbeeld van een kruistabel voor een homogeniteitstoets

Geslacht Steekproef Populatie

Man 62% 74%
Vrouw 38% 26%
Totaal 100% 100%


Wil je op de juiste wijze onderzoek uitvoeren? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Focusgroep uitvoeren: 5 tips voor een goed groepsgesprek

Het organiseren van een focusgroep is niet gemakkelijk als je er nog weinig ervaring mee hebt, maar met een goede voorbereiding kom je een heel eind. Deze vijf tips helpen je op weg.

1. Verdiep je in de rol van gespreksleider

De persoon die een focusgroepsessie leidt, wordt ‘moderator’ of ‘facilitator’ genoemd. Het is de taak van de moderator om het verloop van het gesprek te regisseren. Als je je van tevoren in de rol van moderator verdiept, zal je onderzoek waarschijnlijk meer opleveren, want de kwaliteit van een focusgroepgesprek wordt sterk bepaald door de vaardigheden van de interviewer.

2. Creëer sfeer

Een sessie moet relaxed zijn, je moet een fijne sfeer creëren. Zorg voor een comfortabele plek om te zitten, met wat hapjes en drankjes. Misschien houd je je eerst wat op de achtergrond om ervoor te zorgen dat mensen met elkáár gaan praten in plaats van alleen tegen jou. Later ga je actiever het gesprek leiden, waarbij je ervoor zorgt dat er dóórgepraat wordt waar mensen anders al gestopt zouden zijn. Meningsverschillen grijp je aan om mensen te motiveren om hun standpunt te verhelderen en hun mening verder te onderzoeken.

3. Laat iedereen aan bod komen

Naast de dingen die altijd van belang zijn bij het interviewen, zijn er twee aandachtspunten waar je bij het leiden van een focusgroep extra goed op moet letten. Ten eerste moet jij ervoor zorgen dat mensen aangemoedigd worden om interactie met elkaar aan te gaan, ideeën te formuleren en gedachten te communiceren die ze misschien nog niet eerder hebben verwoord. In een groep gebeurt het maar al te snel dat een klein aantal deelnemers telkens enthousiast aan het vertellen is en dat de overige groepsleden er daardoor niet goed tussen kunnen komen of iets niet goed durven te zeggen. Het is jouw taak om respondenten die weinig zeggen, te stimuleren om een bijdrage te leveren. Overheersende respondenten zul je op een nette manier duidelijk moeten maken dat ze anderen wat meer ruimte moeten geven. Zo zorg je ervoor dat alle groepsleden erin slagen een bijdrage te leveren aan het groepsgesprek. Vaak vraag je aan respondenten om eerst zelf iets op papier te zetten, waarna je de ‘antwoorden’ bespreekt in de groep en mensen uitnodigt om op elkaar te reageren. Dat vergoot de kans dat iedereen een bijdrage weet te leveren aan het gesprek.

4. Stuur groepsdynamische processen

Ten tweede is het van belang dat je groepsdynamische processen in de gaten houdt. De interpersoonlijke communicatie tussen je deelnemers levert je diepere inzichten op, maar brengt ook enkele risico’s met zich mee op het gebied van groepsdynamica:

  • Het uitspreken van groepsnormen kan tot aarzeling leiden om de eigen, individuele norm te uiten.
  • De aanwezigheid van anderen vermindert het gevoel van vertrouwelijkheid.

Dit beperkt soms de bruikbaarheid van de onderzoeksmethode. Het is jouw taak als groepsleider om een veilige, positieve, uitnodigende sfeer te creëren. In het gunstigste geval doe je dit zo goed dat deelnemers elkaar gaan stimuleren om hun mening te uiten. Houd daarom goed zicht op de groepsdynamische processen en voorkom dat er polarisatie of groepsconformiteit optreedt.

5. Bereid je goed voor

Bereid je goed voor op het managen van de groepsprocessen. Weet wat je gaat zeggen als mensen te veel of te weinig inbreng hebben en wat je doet als meningsverschillen hoog oplopen. Schrijf desnoods een script waar je op terug kunt vallen en oefen eens met vrienden of huisgenoten.


Voer je voor het eerst een focusgroep-onderzoek uit? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Focusgroep samenstellen: Zo selecteer je deelnemers

Hoeveel deelnemers heb je nodig voor een focusgroep? Waar moet je op letten als je de respondenten voor een groepsdiscussie selecteert? De scriptiespecialisten van Studiemeesters beantwoorden al je vragen over focusgroeponderzoek.

Aantal deelnemers of respondenten voor een focusgroep

Bijna alle literatuur over focusgroeponderzoek gaat uit van een groepsgrootte van zo’n zes tot tien deelnemers. Aangezien het bij focusgroepen vaak voorkomt dat respondenten niet komen opdagen (‘no-shows’), wordt soms aanbevolen om extra deelnemers te werven (‘over-recruiting’).

Gebruikmaken van natuurlijke groepen

Soms selecteer je voor een focusgroep een ‘natuurlijke groep,’ bijvoorbeeld collega’s, vrienden of studenten die hetzelfde vak volgen. De meningen over het gebruik van natuurlijke groepen lopen uiteen. Sommige wetenschappers menen dat mensen die elkaar goed kennen, te snel genoegen nemen met uitspraken van anderen en dingen vergeten te noemen die ze vanzelfsprekend vinden, waardoor te weinig diepere inzichten worden verworven. Anderen zijn juist van mening dat discussies natuurlijker verlopen als mensen elkaar kennen en er juist diepere inzichten worden verworven met natuurlijke groepen.

Zelf een groep samenstellen

Vaak is het niet mogelijk om een natuurlijke groep te gebruiken. In dat geval selecteer je een aantal individuen die normaal geen groep vormen en elkaar misschien niet kennen. Je gaat dan op zoek naar mensen die deel uitmaken van de groep mensen waar je uiteindelijk uitspraken over wilt doen (oftewel je onderzoeksdoelgroep of -populatie). Deze mensen hebben bepaalde kenmerken gemeenschappelijk die relevant zijn voor je onderzoeksonderwerp. Voor een onderzoek naar de effectiviteit van een sportdrankreclame ga je dan bijvoorbeeld op zoek naar vrouwen van 20-30 jaar die minimaal twee keer per week sporten en weleens sportdrank consumeren.

Optimale variatie binnen de groep

Bij het samenstellen van de groep moet je erop letten dat mensen qua mening en voorkeur enigszins van elkaar verschillen, anders komt een discussie niet op gang en loop je het risico van groepspolarisatie. Anderzijds moeten de meningen en voorkeuren van groepsleden niet té veel uiteenlopen, want heftige meningsverschillen kunnen een productieve discussie ook in de weg zitten. Je groep moet dus relatief homogeen zijn samengesteld, ook wat achtergrondvariabelen betreft, want als die te sterk van elkaar verschillen heeft dat weer andere nadelen. Bij een te grote variatie in opleidingsniveau, bijvoorbeeld, komt het weleens voor dat de lager opgeleide deelnemers te weinig aan het woord komen tijdens het gesprek.


Voer je voor het eerst een focusgroep-onderzoek uit? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Focusgroep reflectie: Voordelen en nadelen van de methode

Elke onderzoeksmethode heeft zijn eigen voor- en nadelen. De scriptiespecialisten van Studiemeesters zetten de voor- en nadelen van de focusgroep voor je op een rij. Ook de beperkingen (of ‘limitations’) van de kwalitatieve onderzoeksmethode komen daarbij aan bod.

Voordelen van de focusgroep

Het belangrijkste voordeel van een focusgroep is dat de perspectieven van deelnemers blootgelegd worden op een manier die verschilt van individuele interviews. (Perspectieven van mensen spelen een erg belangrijke rol in kwalitatief onderzoek.) Bij focusgroepen wordt er namelijk gediscussieerd, stellen deelnemers vragen aan elkaar en moeten ze hun standpunten beargumenteren. Dit leidt tot diepere inzichten dan individuele interviews, waarbij de geïnterviewde minder wordt uitgedaagd om na te denken over zijn perspectief.
Daarnaast kan het opzetten van een focusgroep efficiënt zijn. Het kost namelijk minder tijd om zes mensen tegelijkertijd te spreken, dan om zes individuele interviews af te nemen.

Nadelen en beperkingen van de focusgroep

Zoals elke onderzoeksmethode brengt ook de focusgroep een aantal nadelen met zich mee. We zetten ze voor je op een rij:

  • Een focusgroepgesprek is moeilijker te organiseren dan afzonderlijke interviews.
  • Bij een focusgroep heeft de interviewer minder controle over het verloop van het groepsgesprek dan bij individuele interviews.
  • De data die een focusgroeponderzoek oplevert, is moeilijker te analyseren dan data uit individuele interviews.
  • Het uitwerken van de opnames van een groepsdiscussie is erg tijdrovend.
  • Het uitwerken van opnames is soms niet mogelijk, omdat je zelden volledig kunt voorkomen dat mensen door elkaar praten.
  • Groepseffecten vormen een risico. Afwijkende meningen worden bijvoorbeeld onderdrukt en niet geuit als een bepaald perspectief dominant lijkt of door de groep geaccepteerd lijkt te worden.
  • In een groepsdiscussie zijn mensen meer geneigd om cultureel geaccepteerde standpunten in te nemen dan in individuele interviews.
  • Een focusgroep kan minder geschikt zijn als mensen het onderwerp als ongemakkelijk of erg persoonlijk ervaren.
  • Een focusgroep kan minder geschikt zijn als de meningen van mensen sterk uiteenlopen.

Toelichting op de nadelen

Zakt de moed je in de schoenen na het lezen van de nadelen van deze kwalitatieve onderzoeksmethode? Realiseer je dat elke onderzoeksmethode zijn eigen nadelen heeft. Laat je er dus niet door weerhouden als het voordeel van de focusgroep van belang is voor de beantwoording van je onderzoeksvragen. Bespreek de nadelen in het methodenhoofdstuk of in de reflectie van je scriptie.


Voer je voor het eerst een focusgroep-onderzoek uit? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Focusgroep organiseren: Vragenlijst en voorbeeld van opzet

Hoe stel je een vragenlijst op voor een focusgroep? Hoe ziet een opzet van een focusgroep er bijvoorbeeld uit? Hoe lang duurt een focusgroepgesprek? De scriptiespecialisten van Studiemeesters beantwoorden al je vragen over focusgroeponderzoek.

Hoe stel je een vragenlijst op voor een focusgroep?

Enkele open vragen vormen doorgaans het uitgangspunt voor een focusgroeponderzoek. De vragenlijst of opzet is vaak tamelijk ongestructureerd. Bij een focusgroep kun je ook gebruikmaken van opdrachten en oefeningen. In het geval van een marktonderzoek zou je bijvoorbeeld verschillende varianten van producten of merken op kaarten kunnen afdrukken, waarna je de groep vraagt ze te sorteren op volgorde van kwaliteit. Zulke opdrachten helpen mensen om op elkaar te focussen in plaats van op de gespreksleider. Het gaat je als onderzoeker niet om de uiteindelijke volgorde van de kaarten, maar om alle informatie die mensen prijsgeven als ze met elkaar in discussie gaan over de kwaliteit.

Hoe ziet een opzet van een focusgroep er bijvoorbeeld uit?

Focusgroepgesprekken kennen een aantal vaste onderdelen. De bijeenkomst wordt geopend met een introductie, die zelf weer uit meerdere onderdelen bestaat:

  • Verwelkom deelnemers.
  • Bedank mensen voor hun komst.
  • Stel jezelf voor.
  • Leg in grote lijnen het doel van de focusgroep uit.
  • Vertel hoeveel tijd er is voor de groepsdiscussie.
  • Kondig aan dat er een opname wordt gemaakt.
  • Vertel dat resultaten anoniem worden uitgewerkt.
  • Maak afspraken: ieders mening telt, maar er wordt niet door elkaar gesproken; er is telkens één persoon aan het woord.
  • Soms vullen deelnemers een vragenformulier in om sociaal-demografische data vast te leggen, zoals leeftijd, geslacht en woonplaats.
  • Deelnemers schrijven hun naam op een kaartje en zetten dat voor zich op tafel.

Na deze introductie kan de groepsdiscussie beginnen. Zodra het groepsgesprek op gang komt, zullen deelnemers elkaars gespreksrollen en invalshoeken beginnen te herkennen. In de loop van het gesprek gaan ze dan meer en meer op elkaars bijdrage in. Aan het einde van het gesprek wordt er netjes afgesloten, waarbij je de deelnemers bedankt, kort vertelt wat er verder met de data wordt gedaan en afscheid neemt.

Hoe lang duurt een focusgroepgesprek?

Er is geen vaste regel voor de duur van een focusgroepgesprek. De duur zou je moeten laten afhangen van het aantal topics dat je moet voorleggen aan je respondenten. De tijd die het kost om een volledige focusgroepsessie uit te voeren, kan dus variëren van bijvoorbeeld één uur tot een halve dag. Een focusgroep van één tot anderhalf uur komt het meest voor.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Focusgroep verwerken: Opnemen, transcriberen & analyseren

Nadat je de focusgroepmethode hebt uitgevoerd, zul je de data moeten analyseren, zodat je de resultaten van de groepsdiscussie overzichtelijk kunt weergeven in het resultatenhoofdstuk van je scriptie. De scriptiespecialisten van Studiemeesters leggen uit hoe je een focusgroep moet analyseren. Hieronder leer je hoe je in drie stappen een goede analyse van je kwalitatieve data kunt maken.

Stap 1. Zorg voor een goede opname van de groepsdiscussie

Het wordt aangeraden de hele groepsdiscussie op te nemen. Tijdens individuele interviews zal het je wel lukken om mee te schrijven, maar bij groepsgesprekken is dat lastig. Het gaat erg snel, er wordt veel gezegd en je moet ook nog noteren wie wat zegt. Bovendien heb je alle aandacht nodig voor het leiden van de discussie. En als je aantekeningen maakt, mis je nog iets: het gaat er niet alleen om wát mensen zeggen, maar ook hóé mensen iets zeggen. Als je opnames maakt, gaat deze info niet verloren. Kies er dus alleen voor aantekeningen te maken tijdens het gesprek als het écht niet mogelijk is het op te nemen. Zet dan bijvoorbeeld deelnemers in om ‘key issues’ te noteren, bijvoorbeeld op een flipchart. Tip: Gebruik een goede microfoon, test je apparatuur van tevoren en zorg er tijdens het gesprek voor dat mensen niet door elkaar gaan praten.

Stap 2. Transcribeer de opname

Zo snel mogelijk na afloop werk je de opname uit tot een transcriptie. Transcriberen houd in dat je opschrijft wat er gezegd is. Zo zet je het audiobestand om in een Wordbestand. Je noteert niet alleen wat er wordt gezegd, maar ook wie het zegt. Dat laatste is soms moeilijk te horen als de stemmen van mensen lastig te onderscheiden zijn of als ze door elkaar praten. Vandaar de tip over de goede microfoon. Als je kans ziet om een video-opname te maken, dan kan dat het transcriberen vereenvoudigen. Let op: Het transcriberen van opnames van groepsdiscussies is niet gemakkelijk en best tijdrovend. Begin er dus op tijd aan!

Stap 3. Analyseer de transcriptie

Het analyseren van data van een focusgroep lijkt op het analyseren van data van interviews. Over het algemeen sorteer en vergelijk je de informatie op basis van thema’s en ga je na of verschillende discussielijnen samenhangen met variabelen binnen de steekproefsamenstelling. Maak een onderscheid tussen individuele meningen en bijdragen aan de groepsconsensus. Er moet ook aandacht worden besteed aan meningen die minder vaak voorkomen.
Afhankelijk van het doel van je onderzoek zul je meer of minder diepgaand analyseren. Als je uitgebreider wilt analyseren, kun je bijvoorbeeld werken met de gefundeerde theoriebenadering (grounded theory). Vaak begin je met open coderen, waarna je overgaat op gericht coderen en selectief coderen. Gebruik geen getallen of percentages bij het rapporteren van de resultaten, want dat past niet goed bij het doel van kwalitatief onderzoek en bij het aantal respondenten dat daarbij betrokken is. Laat je bij de keuze voor jouw manier van analyseren leiden door het doel van je onderzoek en het type topics dat je hebt besproken. Ga na op welke wijze jíj een goed overzicht krijgt van al je relevante onderzoeksmateriaal en laat dat je leidraad zijn.


Voer je voor het eerst een focusgroep-onderzoek uit? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Focusgroep: definitie, doel en onderbouwing van de methode

De focusgroep is een kwalitatieve onderzoeksmethode. Het is een methode met een exploratief karakter die veel wordt gebruikt voor scriptieonderzoek. De scriptiespecialisten van Studiemeesters vertellen je alles wat je moet weten over de betekenis, het doel en de onderbouwing van deze kwalitatieve onderzoeksmethode.

Wat is een focusgroep? Betekenis en definitie

Bij een focusgroep is er sprake van een interview met meer dan één persoon. (Vaak gaat het om minstens vier mensen.) Het gesprek wordt geleid door de interviewer, die ook wel ‘gespreksleider’ of ‘moderator’ wordt genoemd, terwijl we bij de mensen die worden geïnterviewd ook wel van ‘deelnemers’ of ‘respondenten’ spreken. Er worden voornamelijk open vragen gesteld, zodat de respondent de ruimte krijgt om zijn eigen antwoord te formuleren.
Een interview met een focusgroep wordt ook wel een groepsdiscussie genoemd. Het woord ‘discussie’ houdt in dat de mensen die geïnterviewd worden, op elkaar kunnen reageren. Dit element van discussie heeft een belangrijke functie: de interactie tussen de groepsleden helpt namelijk bij het boven tafel krijgen van diepere inzichten.
Focusgroep-onderzoek, dat sinds de jaren tachtig in populariteit toeneemt, wordt al heel lang gebruikt. Het wordt veel toegepast in social research, mediastudies, cultuurstudies en marktonderzoek. In marktonderzoek worden in een focusgroep bijvoorbeeld de reacties van consumenten op een nieuw product of een nieuwe advertentie getest.

Is een focusgroep hetzelfde als een groepsinterview?

Deze twee termen worden vaak inwisselbaar gebruikt, maar betekenen niet precies hetzelfde. Een groepsinterview is vaak een goedkope, snelle manier om meerdere (individuele) interviews uit te voeren. Er is bij een groepsinterview minder sprake van interactie tussen geïnterviewden met als doel diepere inzichten te genereren. In plaats daarvan worden gewoon simultaan meerdere mensen ondervraagd.

Wat is het doel van de focusgroep? Wanneer kies je een focusgroep voor je scriptie?

Met behulp van een focusgroep ontdekt een onderzoeker hoe mensen over een bepaald onderwerp denken, wat voor woorden ze gebruiken als ze erover praten en welke aspecten ze belangrijk vinden. Het voordeel van een focusgroep ten opzichte van individuele interviews is dat mensen met verschillende meningen op elkaar kunnen reageren, zodat je als onderzoeker kunt observeren hoe argumenten zich in een discussie ontwikkelen. Die communicatie tussen deelnemers levert extra informatie op. De groepsprocessen die plaatsvinden, helpen respondenten hun kijk op het onderwerp te verduidelijken. In een individueel interview ontbreekt deze interactie en dan vinden mensen het soms moeilijker om te bedenken wat ze ergens van vinden.
Kortom, je gebruikt een focusgroep als je een serie open vragen hebt; als je deelnemers wilt motiveren om hun ideeën te exploreren, hun eigen vragen te formuleren en ze zelf, in hun eigen woorden, na wilt laten gaan wat ze belangrijk vinden. De interpersoonlijke communicatie die plaatsvindt, levert diepere inzichten op.

Hoe onderbouw je de toepassing van de focusgroep als onderzoeksmethode?

Als je toepassing van de focusgroep als onderzoeksmethode in je scriptie wilt onderbouwen, dan moet je vertellen waarom de focusgroep de beste onderzoeksmethode is om de inzichten boven tafel te krijgen die jíj nodig hebt voor het beantwoorden van je (deel)vraag. Hiervoor is het van belang dat je inziet wat het voordeel is van een focusgroep en begrijpt wat voor type informatie je zoekt. De volgende uitleg helpt je daarbij: Het bijzondere van een focusgroep is dat er niet wordt gewerkt met een interviewvorm waarbij deelnemers één voor één antwoord geven op een vraag, maar dat mensen worden aangemoedigd om met elkaar te praten. Daarbij stellen deelnemers elkaar vragen, wisselen ze anekdotes uit en geven ze reacties op elkaars ervaringen en meningen. De focusgroep is daarom een geschikte dataverzamelingstechniek voor het onderzoeken van kennis en ervaringen van mensen, waarbij niet alleen wordt nagegaan wát mensen denken, maar ook hóe mensen denken en waarom ze denken wat ze denken. De interactie tussen mensen die plaatsvindt in een groepsdiscussie, faciliteert het uitdrukken van ideeën die in een individueel interview niet tot ontwikkeling zouden zijn gekomen. Mensen kunnen beter nadenken doordat ze worden aangemoedigd om zelf vragen te formuleren en zowel hun eigen ideeën als de ideeën van anderen te onderzoeken.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Wat is het verschil tussen het voorwoord en de inleiding?

Wat is het verschil tussen het voorwoord en de inleiding? Deze vraag is eenvoudig te beantwoorden: Terwijl de inleiding echt het eerste hoofdstuk van je scriptie is, wordt het voorwoord gebruikt om een persoonlijk woord vooraf te schrijven. De verschillen tussen voorwoord en inleiding worden hieronder op een rij gezet.

1. Plek in je scriptie

  • Het voorwoord van een scriptie komt na de samenvatting, maar vóór de inhoudsopgave.
  • De inleiding is het eerste hoofdstuk van je scriptie en komt meteen na de inhoudsopgave.

2. Lengte

  • Het voorwoord is kort. Het is vaak drie tot vier, maximaal vijf alinea’s lang. Het voorwoord past dus makkelijk op één pagina.
  • De inleiding is een compleet hoofdstuk en bestaat uit meerdere pagina’s. De lengte van de inleiding is afhankelijk van het maximale aantal pagina’s van je scriptie en van de complexiteit van je onderwerp.

3. Functie

  • Door middel van het voorwoord voeg je een kort persoonlijk commentaar toe aan je scriptie. Het voorwoord schrijf je vaak vlak voor je scriptie-deadline.
  • De inleiding schrijven studenten nadat ze hebben bedacht wat het probleem van de opdrachtgever eigenlijk is en wat voor onderzoek daarbij hoort. In dit hoofdstuk omschrijf je de probleemanalyse die je als scriptiestudent doorloopt om tot (deel)vragen te komen. Een probleemanalyse houdt in dat jij als onderzoeker nagaat wat het probleem precies is (=probleemstelling formuleren) en wat er onderzocht moet worden voordat een goede oplossing (aanbeveling) kan worden opgesteld.

4. Inhoud

  • In het voorwoord vertel je over je persoonlijke ervaring met het afstudeerproces. Je vertelt waar je scriptie over gaat en voor welke opleiding je de scriptie schrijft; je schrijft iets over je achtergrond en de aanleiding voor het onderwerp; je bedankt mensen die je geholpen hebben en je sluit af met je voor- en achternaam plus de plaats en datum van schrijven.
  • De inhoud van de inleiding verschilt per opleiding. Veelvoorkomende kopjes in dit hoofdstuk zijn: ‘Opdrachtgever’, ‘Aanleiding’, ‘Doelstelling’, ‘Hoofd- en deelvragen’, ‘Relevantie’, ‘Afbakening’ en ‘Leeswijzer’.

Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Steekproefmethode: Steekproef nemen doe je zo

Moet je een steekproef nemen voor je scriptieonderzoek? Wil je weten welke steekproefmethode je daarvoor nodig hebt? De specialisten van Studiemeesters vertellen alles wat je moet weten om een goede steekproef te nemen. Eerst wordt uitgelegd wat selecte en aselecte steekproeven zijn. Daarna zetten we alle steekproefmethoden op een rij. Na het lezen van dit stuk besluit je welke steekproefmethode het beste past bij jouw onderzoek.

Wat is het verschil tussen aselecte en selecte steekproefmethoden?

Er zijn twee soorten steekproefmethoden: aselect en select. Bij de aselecte steekproefmethode geldt dat alle leden van de te onderzoeken populatie een even grote kans hebben om in de steekproef terecht te komen. Dat vereist dat alle leden van de populatie bekend en te bereiken zijn. Denk bijvoorbeeld aan klanten van een webshop of leden van een sportschool. Wanneer je een klantenbestand met alle e-mailadressen hebt, kun je een aselecte steekproefmethode gebruiken. Als daarentegen niet alle leden van de onderzoekspopulatie bekend en bereikbaar zijn, gebruik je selecte steekproefmethoden. Hierbij hebben niet alle leden van de populatie een even grote kans om in de steekproef te belanden; die kans is afhankelijk van de keuze van de onderzoeker. Denk bijvoorbeeld aan klanten van een supermarkt: je weet niet precies wie er allemaal komen en hebt geen lijst met namen. Je zult een selecte steekproefmethode moeten gebruiken.

Heb jij een aselecte steekproefmethode nodig? Lees dan welke aselecte steekproefmethoden er zijn en maak een keuze. Heb jij een selecte steekproefmethode nodig? Lees dan welke selecte steekproefmethoden er zijn en maak een keuze.

1. Aselecte steekproefmethoden

1.1 Gewone enkelvoudige aselecte steekproef
Bij een enkelvoudige aselecte steekproef heb je de beschikking over een bestand met alle personen uit de populatie (onderzoekseenheden). Met behulp van een formule of een online ‘sample size calculator’ bereken je de steekproefgrootte die je nodig hebt om je onderzoek voor 95% betrouwbaar te laten zijn. Vervolgens bedenk je een manier om het benodigde aantal mensen volledig willekeurig (at random) uit het bestand te selecteren, bijvoorbeeld door de lijst te nummeren en vervolgens met behulp van een ’random number generator’ 200 nummers te selecteren en de corresponderende personen uit het bestand uit te nodigen voor deelname aan het onderzoek (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013). Vaak worden respondenten uitgenodigd met behulp van een link naar een online vragenlijst in ThesisTools, SurveyMonkey of Qualtrics.

1.2 Systematische enkelvoudige aselecte steekproef
Bij deze methode voor het trekken van een steekproef zet je alle mensen uit de populatie op een rij in een bestand. Je deelt de populatiegrootte door de steekproefgrootte (N / n = k) en selecteert bijvoorbeeld elke ke persoon. Als de populatie 1000 mensen telt, en je wilt een steekproef van 100, dan selecteer je dus elke tiende persoon uit het bestand. Bij deze steekproefmethode is het van belang dat de volgorde waarin de mensen in de lijst staan, volstrekt willekeurig is. Je kunt dit idee van systematisch random selecteren ook op straat gebruiken: je spreekt dan bijvoorbeeld elke tiende passant aan (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013).

1.3 Gestratificeerde steekproef
Stratificatie zorgt voor een goed beeld van de verschillende groepen (deelpopulaties, oftewel strata) binnen je steekproef. Als je binnen je onderzoek verschillende groepen wilt vergelijken, wil je voorkomen dat de groepen heel ongelijk verdeeld zijn in je steekproef. Denk bijvoorbeeld aan een heel ongelijk aantal mannen en vrouwen in een onderzoek. Door een gestratificeerde steekproef te trekken, zorg je ervoor dat elke groep voldoende voorkomt in je steekproef. Stel dat een bepaalde ‘concept store’ in Amsterdam zowel dagjesmensen als buurtbewoners en buitenlandse toeristen bedient. Dan kun je ervoor kiezen om je steekproef van 300 klanten te laten bestaan uit 100 dagjesmensen, 100 buurtbewoners en 100 toeristen (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013).

1.4 Clustersteekproef
Bij een clustersteekproef gaat het niet om individuen die random geselecteerd worden, maar om hele groepen personen. Denk aan hele schoolklassen die deelnemen aan een landelijk onderzoek naar snoepgewoonten van kinderen. De reden om deze steekproeftrekkingsmethode toe te passen is vaak praktisch: het is in het onderwijs ondoenlijk om op verschillende scholen uit diverse klassen enkele leerlingen een vragenlijst in te laten vullen. Het is veel praktischer om klassenleraren een pakket enquêtes voor een hele klas toe te zenden (Van der Pligt & Blankers, 2013).

1.5 Meertrapssteekproef
Soms kun je niet in één stap eenheden uit een populatie selecteren, maar doe je dit in meerdere stappen (trappen). Je selecteert dan bijvoorbeeld aselect een x-aantal gemeenten en selecteert binnen die gemeenten weer een x-aantal bedrijven en daarbinnen weer aselect een x-aantal medewerkers (Baarda & De Goede, 2009).

2. Selecte steekproefmethoden

2.1 Gelegenheidssteekproef oftewel toevallige steekproef
Deze methode pas je bijvoorbeeld toe als je op straat alle passanten aanspreekt of een enquête uitdeelt aan alle studenten in een collegezaal. Je selectie van respondenten is niet random (willekeurig), want iedereen in je steekproef heeft iets gemeenschappelijks: ze waren binnen een bepaald tijdsbestek op dezelfde plek. Niet-random selecteren kan nadelig zijn voor de representativiteit (de mate waarin je steekproef een goede afspiegeling vormt van je populatie). Als je enquêteert in een collegezaal, dan bestaat je steekproef uit ‘studenten die naar college gaan’. Stel dat je onderzoek gaat over studievoortgang: dan kan het kwalijk zijn dat studenten die niet naar college gaan, ontbreken in je steekproef, want dat zou de resultaten van je onderzoek kunnen vertekenen. Varieer, om de kans op vertekening te verkleinen, het tijdstip, de dag en de plek waarop je enquêteert (Van der Pligt & Blankers, 2013; Baarda & De Goede, 2009).

2.2 Intuïtieve steekproef en steekproef gebaseerd op ervaring
Deze twee steekproefmethoden zijn nauw verwant. Bij een intuïtieve steekproef selecteert de onderzoeker deelnemers op basis van zijn intuïtie: de onderzoeker schat zelf in of de persoon of groep representatief is. Bij een steekproef op basis van ervaring worden mensen of groepen geselecteerd op basis van bestaande informatie, bijvoorbeeld wanneer op grond van ervaring bekend is dat de resultaten van een specifieke groep zeer representatief zijn voor de populatie en deze groep jaarlijks wordt geënquêteerd bij een opiniepeiling (Van der Pligt & Blankers, 2013).

2.3 Quotasteekproef
Deze methode lijkt op de gestratificeerde steekproef. Er wordt gewerkt met groepen (strata) binnen de steekproef die een bepaalde grootte (quotum) moeten hebben. Het verschil met de gestratificeerde steekproef is dat de strata niet aselect, maar select worden gevuld: elk stratum wordt tot aan het quotum gevuld met behulp van toevallige steekproeftrekking (Baarda & De Goede, 2009).

2.4 Doelgerichte steekproef
Hierbij worden doelgericht bepaalde subgroepen uit de populatie opgenomen in de steekproef, bijvoorbeeld om typische of extreme gevallen te onderzoeken, grote variatie te creëren, of juist zeer homogene groepen samen te stellen (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013).

2.5 Sneeuwbalsteekproef
Bij deze methode rolt het onderzoek als een sneeuwbal door de populatie en wordt de steekproef steeds groter. De onderzoeker begint met een relatief kleine groep deelnemers (respondenten). Na het invullen van de enquête vraagt de onderzoeker of de respondent nog leden uit de populatie kent die ook mee kunnen doen aan het onderzoek. Dit doe je eigenlijk alleen bij moeilijk te bereiken populaties, zoals mensen die illegaal in Nederland verblijven (Baarda & De Goede, 2009; Van der Pligt & Blankers, 2013).

Tot slot

Bij veldonderzoek loop je altijd enig risico op vertekening. Er wordt dan ook niet van je verwacht dat je een perfecte steekproef neemt die 100% representatief is. Er wordt wél van je verwacht dat je het onderzoek zo goed als mogelijk uitvoert en in je scriptiedocument duidelijk aangeeft (1) hoe je het hebt aangepakt, (2) waarom je het zo hebt aangepakt en (3) wat de mogelijke gevolgen van deze aanpak zijn voor de kwaliteit van je onderzoek. De beste plek voor deze omschrijving is je methodenhoofdstuk (de methodologische verantwoording, of ‘methodologie’).


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan


Bronnen

Baarda, D. B., & De Goede, M. P. M. (2006). Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Van der Pligt, J., & Blankers, M. (2013). Survey-onderzoek. De meting van attitudes en gedrag. Amsterdam: Boom Lemma.

Hoeveel tijd kost je scriptie? Reken het uit en kies je deadline

Hoeveel tijd heb ik nodig om een scriptie te schrijven? Hoeveel weken gaat het duren? En hoeveel uur moet ik voor mijn thesis reserveren? De tijd die een student nodig heeft voor zijn hele scriptieproces, varieert sterk per persoon, per situatie, per opleiding én per project. Na het lezen van dit stuk kun je uitrekenen hoeveel tijd je moet reserveren voor je scriptie.

De formule

Bereken hoeveel tijd je nodig hebt in de volgende drie stappen:

Stap 1. Bereken het totale aantal uren
Weet je hoeveel uur je in totaal nodig zult hebben? Dat bereken je als volgt: Vermenigvuldig het aantal studiepunten dat je krijgt voor je scriptie met 28. Dat is het aantal uur dat studenten volgens de opleiding nodig hebben voor de scriptie, want 1 ECTS staat voor 28 uur studeren. Er is doorgaans geen reden om aan te nemen dat jij minder uren nodig hebt. Echt niet.

Stap 2. Bereken en reserveer het aantal uren per week
Weet je hoeveel uur per week je aan je scriptie moet besteden? Dat bereken je als volgt: Deel het totale aantal uren van de scriptie door het aantal weken dat je hebt tot de deadline. Nu weet je hoeveel uur je per week nodig zult hebben om je deadline te halen. Markeer in je agenda de weekdagen en dagdelen waarop je deze uren gaat maken. Bewaak deze tijd als een tijger. Niets anders dan je scriptie mag aanspraak maken op deze tijd.

Stap 3. Maak de balans op
Heb je tijdens werkdagen weinig tijd omdat je te veel andere verplichtingen hebt, bijvoorbeeld in de vorm van commissies, bestuur, sport op hoog niveau, werk of zorg voor anderen? Dat mag – als je dat wilt. Jij bepaalt zelf waar je prioriteiten liggen. Maar als je veel andere verplichtingen hebt, en daardoor minder tijd voor je scriptie hebt, moet je er wel rekening mee houden dat het langer zal duren voor je afgestudeerd bent. Bekijk hoeveel tijd jij per week overhebt voor je scriptie en bereken met behulp van je totale aantal uren wanneer je klaar zult zijn. Wees daarbij realistisch, want onrealistische verwachtingen zijn erg demotiverend. Een scriptie wordt immers zelden in twee weken geschreven. Wil je je deadline niet uitstellen? Dan zul je meer tijd vrij moeten maken.

Tip van scriptiespecialisten

Houd er rekening mee dat een scriptie een groot project is. Grote projecten zijn niet iets voor ‘erbij’ of ‘tussendoor’. Weliswaar heb je vaak weinig contacturen, maar dat betekent niet dat je op werkdagen tijd overhebt voor bijbanen, hobby’s of vrienden. Beschouw een scriptieproject bij voorkeur als een fulltimebaan met een contract voor een aantal maanden.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

9 scriptietips voor afstuderen zonder studievertraging

Hoe voorkom je studievertraging door je scriptie? De scriptietips voor snel afstuderen zijn best logisch. Zó logisch dat bijna iedereen vergeet om dit aan je te vertellen. Gelukkig snappen onze scriptiebegeleiders wat studenten nodig hebben om het beste uit zichzelf te halen. Daarom zetten zij alle ‘logische’ scriptietips voor je op een rij. Met deze negen scriptietips studeer je op tijd af zonder stress of studievertraging.

Scriptietip 1. Houd voldoende tijd vrij voor je scriptie

Een scriptie is een groot project. Grote projecten zijn niet iets voor ‘erbij’ of ‘tussendoor’. Beschouw een scriptieproject daarom als een fulltime baan met een contract voor een aantal maanden. Weet je hoeveel uur je in totaal nodig zult hebben? Reken het uit aan de hand van het aantal studiepunten. Weet je hoeveel uur per week je aan je scriptie moet besteden? Dat bereken je als volgt: Deel het totale aantal uren van de scriptie door het aantal weken dat je hebt tot de deadline. Nu weet je hoeveel uur je per week nodig zult hebben om je deadline te halen. Markeer in je agenda de weekdagen en dagdelen waarop je deze uren gaat maken. Bewaak deze tijd als een tijger. Niets anders dan je scriptie mag aanspraak maken op deze tijd.
Heb je op weekbasis te weinig tijd vrij voor je scriptie, omdat je te veel andere verplichtingen bent aangegaan? Dat mag als je dat wilt, maar houd er rekening mee dat het langer duurt voor je afstudeert. Stel een nieuwe deadline door uit te rekenen hoeveel weken je nodig zult hebben met het aantal uren per week dat je over hebt voor je scriptie. Wees realistisch, want onrealistische verwachtingen zijn erg demotiverend. Wil je je deadline niet uitstellen? Dan zul je meer tijd vrij moeten maken.

Scriptietip 2. Plan naast je scriptie voldoende vrije tijd in

Vrije tijd is tijd waarin je niet hoeft te werken of te studeren. Hoe weet je of je voldoende vrije tijd hebt? Dat bereken je als volgt: tel het aantal uren per week voor je scriptie en het aantal uren dat je werkt bij elkaar op. Je zou op zo’n 40 uur uit moeten komen. Heel veel meer dan 40 uur werken en studeren wordt in het algemeen niet aangeraden vanwege de negatieve effecten op je motivatie en je concentratie. Met drie dagen werken en twee dagen scriptie is een week in principe vol. Vrije tijd heb je nodig: in het weekend en in de avonden leuke dingen doen draagt bij aan je ontspanning en dat draagt weer bij aan je concentratie en je motivatie voor de volgende dag.

Scriptietip 3. Werk vanuit een basis die staat als een huis

De basis van een scriptie bestaat uit een heldere probleemanalyse, een keuze voor theorie en methodiek en een hoofdstukindeling. Het ontwerpen van een goede basis kan veel tijd kosten – soms neemt het wel de helft van je scriptietijd in beslag -, maar het loont. Als je basis eenmaal staat, kun je van start met je onderzoeksfase: verzamel telkens de benodigde informatie en schrijf een hoofdstuk. Voer gestaag je basisplan uit, zonder een meesterwerk te verwachten. Een scriptie is in wezen ‘gewoon een opdracht’, maar dan groter, vrijer en zelfstandiger dan je gewend bent. Maak er niet meer van dan het is. Blijf voor ogen houden dat je doel bestaat uit het schrijven van een conclusie die gebaseerd is op informatie uit de voorgaande hoofdstukken.

Scriptietip 4. Gebruik alle informatie van je opleiding

Verzamel alle informatie die je opleiding over je scriptie verstrekt. Neem alle informatie goed door. Begrijp je de informatie niet? Vraag uitleg tot je het begrijpt. Raadpleeg de informatie tijdens je scriptieproces regelmatig.

Scriptietip 5. Accepteer dat het soms niet leuk is

Een scriptie gaat gepaard met oncomfortabele momenten. Je motivatie en je concentratie worden flink op de proef gesteld. Je zit weleens vast, soms moet je urenlang puzzelen voor je een alinea kunt schrijven en een enkele keer moet je een stap terugdoen in je project. Dat voelt vervelend, maar het hoort erbij én het heeft een functie, want vaak leidt zo’n moment tot een inzicht of een beslissing over je koers. Blijf daarom niet hangen in uitstel of frustratie als je vastzit, maar werp een objectieve blik op de situatie waar je je in bevindt. Ga na waar je tegenaan loopt, bedenk wat mogelijke oplossingen zijn, kies de meest geschikte oplossing, voer deze uit en kijk of het werkt. Hoeveel zin je hebt, doet er soms even niet toe. Blijf objectief en neem het niet persoonlijk.

Scriptietip 6. Creëer een vaste setting om aan je scriptie te werken

Creëer goede gewoonten, want dingen die je automatisch doet, kosten geen moeite. Goede gewoonten creëer je zo:
– Zoek een vast studiemaatje.
– Kies een vaste plek om samen te studeren. Liever niet thuis, zodat je aan het einde van de dag letterlijk en figuurlijk de deur achter je kunt dichttrekken.
– Studeer elke week op dezelfde dagen en tijden.
– Kies vaste begin- en eindtijden voor pauzes. Zet die tijden in het alarm van je telefoon.
– Schakel de vliegmodus van je telefoon in.
– Installeer ColdTurkey of SelfControl op je laptop en gebruik het.
– Leer jezelf de pomodorotechniek aan.
En ten slotte: Beloon jezelf na een dag studeren!

Scriptietip 7. Zorg goed voor jezelf tot je afstuderen

Goed voor jezelf zorgen is écht de makkelijkste manier om je concentratie en je discipline te versterken. Zo zorg je goed voor jezelf: Slaap niet te veel en niet te weinig, sport, eet genoeg groente en fruit, drink niet te veel koffie, vermijd alcohol en drugs, pak je rust en neem tijd voor jezelf als je vrij bent.

Scriptietip 8. Leer bij

Voor het schrijven van een scriptie heb je bepaalde vaardigheden nodig. Denk aan onderzoeksvaardigheden, schrijfvaardigheden of timemanagement. Misschien merk je tijdens je scriptieproces dat je een vaardigheid onvoldoende beheerst en dat dit je voortgang belemmert. Ga dan actief op zoek naar informatie. Lees een boek, bekijk YouTube-video’s, laat je bijpraten door een studiegenoot of neem scriptiebegeleiding. Alles wat je nodig hebt om een scriptie te schrijven, kun je leren.

Scriptietip 9. Trek aan de bel als je vastzit

Kom je niet vooruit, terwijl je alles geprobeerd hebt? Dan is je huidige aanpak blijkbaar niet effectief. Blijf niet doormodderen onder het motto “Ik moet gewoon beter mijn best doen”. Er moet iets veranderen. Ga objectief en eerlijk na wat er nu eigenlijk aan de hand is: Is er te weinig tijd om aan je scriptie te werken? Mis je cruciale vaardigheden? Heb je net te weinig kennis? Ben je te vermoeid? Heb je te veel twijfels om te kunnen handelen? Lijk je last te hebben van een writer’s block? Kun je je op geen enkele manier concentreren? Kun je de motivatie gewoon niet opbrengen? Lijd je aan studieontwijkend gedrag? Zoek een oplossing voor datgene waar je tegenaan loopt. Sluit jezelf niet op met het idee dat je ‘het zelf moet doen’. Ga juist praten en sparren met verschillende mensen; dat inspireert. Waarschijnlijk is alles waar je tegenaan loopt herkenbaar voor anderen en kun je er gewoon wat aan doen. ‘Zelf’ is wat anders dan ‘alleen’.

Bonustip: Neem scriptiebegeleiding!

Studiemeesters bestaat uit een groep gespecialiseerde, betrokken professionals met heel veel ervaring. Elke hbo- en wo-student kan zich inschrijven voor scriptiebegeleiding. Wat de reden ook is dat je je aanmeldt, onze scriptiebegeleiders zorgen dat je snel weer verder kunt met je scriptie. Dit doen ze op verschillende manieren: ze controleren bijvoorbeeld regelmatig of je goed bezig bent met je scriptie, werpen een kritische blik op je literatuur of helpen je feedback van de opleiding te interpreteren. Als je perfectionistisch bent en te lang blijft steken op bepaalde hoofdstukken van je scriptie, motiveren onze scriptiebegeleiders je om toch de vaart erin te houden. Ben je geneigd om het werken aan je scriptie uit te stellen? Door regelmatig met onze scriptiebegeleiders af te spreken en concrete doelen te stellen, wordt die berg van een scriptie een stuk beter te overzien.


Zonder vertraging een goede scriptie schrijven? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Van Voorwoord tot Bijlagen – Uitleg over alle onderdelen van de scriptie

De scriptiespecialisten van Studiemeesters leggen uit welke onderdelen aan je scriptiehoofdstukken voorafgaan, welke erop volgen, en hoe je al deze onderdelen van de scriptie schrijft.

Voorblad scriptie / titelpagina

We bespreken álle onderdelen van het scriptiedocument en beginnen dan ook bij het voorblad, de titelpagina. Op het voorblad staan vaak vermeld: naam van de student, studentnummer, opleiding, namen beoordelaars, versie en datum. Vergeet niet een mooie titel te bedenken voor je scriptiedocument. Bij creatievere titels voeg je ter verduidelijking een ondertitel toe. Bijvoorbeeld: “Wat wil de rocker? Een kwalitatief onderzoek naar de wensen en behoeften van rock-liefhebbers voor een Brabants poppodium.”

Colofon

In het colofon vermeld je contactgegevens van jezelf, namen, titels en functies van je docenten en de contactpersonen bij je opdrachtgever. Als je niet wilt dat deze gegevens in een online scriptiebank terechtkomen, houd daar dan rekening mee bij het uploaden van je eindversie. Het opnemen van een colofon is niet verplicht, maar maakt een professionele indruk.

Voorwoord scriptie

Terwijl de inleiding echt het eerste hoofdstuk van je scriptie is, wordt het voorwoord gebruikt om een persoonlijk woord vooraf te schrijven. Wat erin staat, bepaal jij zelf. ‘Persoonlijk’ houdt hier in dat je kunt vertellen over het doel waarmee je ging studeren, over het plezier waarmee je aan je scriptie hebt gewerkt of over je plannen na je afstuderen. Als je over tegenslagen praat, probeer je dan genuanceerd, diplomatiek en een beetje positief uit te drukken. Als je dus wilt vermelden dat het niet altijd makkelijk was, voeg daar dan aan toe dat het erg leerzaam was. Bedank de mensen die je gesteund of geïnspireerd hebben. Vergeet je docenten niet: Bedank ze voor hun begeleiding en hun feedback in dit leerproces.

Samenvatting scriptie / Managementsamenvatting

Wat moet er in de samenvatting van een scriptie staan? En hij lang moet deze zijn? Om weer met de laatste vraag te beginnen: Bij het schrijven van je samenvatting beperk je je tot een A4’tje en daarbij gebruik je telkens één alinea om één hoofdstuk samen te vatten. Controleer of de samenvatting de volgende punten bevat: opdrachtgever, aanleiding, doelstelling, hoofdvraag, strekking deelvragen, belangrijkste modellen en/of theorieën, toegepaste onderzoeksmethoden, belangrijkste resultaten, belangrijkste conclusies (beantwoord daarmee de eerder genoemde hoofd- en deelvragen), belangrijkste aanbevelingen. Gebruik exact deze woorden in je tekst, dan weet iedereen meteen dat je alle relevante punten hebt benoemd. Bronvermeldingen zijn in de samenvatting niet nodig.

Inhoudsopgave

Ook de inhoudsopgave moet op één A4 passen. Zet er alleen hoofdstuk- en paragraafkoppen in, geen tussenkopjes. De inhoudsopgave fungeert als een wegwijzer voor de lezer. Voorwoord en samenvatting worden dus niet vermeld, want er staan alleen dingen in die ná de inhoudsopgave volgen. Maak gebruik van de automatische inhoudsopgave in Word, dan maak je geen fouten met paginanummers. Natuurlijk kunnen er tijdens het schrijven nog verschuivingen plaatsvinden in de tekst van je scriptie. Update daarom de automatische inhoudsopgave voor je de eindversie van je scriptie opslaat als PDF-file.

Hoofdstuk 1 – Hoofdstuk 6

Elk scriptiehoofdstuk heeft zijn eigen functie. Deze functies moet je kennen voor je een goede scriptiestructuur kunt opzetten. Lees hier meer over de hoofdstukindeling van de hbo-scriptie.

Literatuurlijst / Bronnenlijst volgens de APA-richtlijnen

De bronnenlijst komt voor de bijlagen. Zet je bronnen op alfabetische volgorde en noteer deze precies zoals de APA-richtlijnen voorschrijven. Gebruik bijvoorbeeld de APA-handleiding van de Universiteit Tilburg die je via Google kunt vinden. In hoofdstuk 1 en 2 van deze handleiding kun je per type bron opzoeken hoe je naar de bron verwijst vanuit de tekst van je scriptie, met name je theoretisch kader. Vaak gaat het dan om verkorte referenties (‘Hofstra, 2015’). In hoofdstuk 3 en 4 wordt beschreven hoe elk type bron in je bronnenlijst komt te staan. Dat is iets ingewikkelder, omdat je daarbij telkens een hele serie gegevens op een heel nauwkeurige manier moet noteren. Ga eerst na welk type bron je hebt (boek, artikel, blog of bijvoorbeeld website?), ga dan met behulp van de inhoudsopgave in de handleiding naar de paragraaf waarin de notatie voor dat type bron wordt beschreven, kijk hoe de vermelding eruit hoort te zien en schrijf jouw bron dan op EXACT dezelfde manier op. Let daarbij goed op het gebruik van komma’s, punten, spaties, schuinschrift en hoofdletters!

Bijlagen

Na de literatuur volgen vaak nog de bijlagen van je scriptie. Zet deze in een logische volgorde. Nummer ze met Romeinse cijfers en geef ze titels. Neem de cijfers en de titels op in je inhoudsopgave. Bijvoorbeeld:

Bijlage I. Terminologie in het Engels
Bijlage II. Operationeel model
Bijlage III. Vragenlijst online enquête

Alles op een rij

Tot slot volgt hier nog een overzicht van alle onderdelen van een standaard-hbo-scriptie.

Titelblad
Colofon
Managementsamenvatting
Voorwoord
Inhoudsopgave
H1. Inleiding
H2. Theoretisch kader
H3. Onderzoeksmethoden
H4. Resultaten
H5. Conclusies
H6. Aanbevelingen

Bronnenlijst
Bijlagen:
– Bijlage I. Vragenlijst
– Bijlage II. Frequentietabellen

Maak er wat moois van!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Welke hoofdstukindeling biedt een goede structuur voor een hbo-scriptie?

Hoe breng je structuur aan in een scriptie? Een goede structuur begint met een goede hoofdstukindeling. Elk hoofdstuk heeft zijn eigen functie. Deze functies moet je kennen voor je een goede scriptiestructuur kunt opzetten. Zet daarom vóórdat je begint met schrijven een hoofdstukindeling en een inhoudsopgave voor je scriptie op papier, of deel de hoofdstukken van een afgekeurde scriptie opnieuw in. Na het lezen van dit blog weet je hoe dat moet.

Standaardindeling

In deze blogpost wordt de meest voorkomende hoofdstukindeling besproken. Deze kan bij bijna alle studies worden toegepast, tenzij je specifieke, andere instructies van je opleiding krijgt.

Belangrijk: Aanwijzingen die je van je opleiding krijgt, wegen zwaarder dan de aanbevelingen in deze blogpost.

Deze standaardindeling van het document loopt synchroon met de fasen die je doorloopt in je onderzoeksproces. Daardoor geeft de hoofdstukindeling die we hier bespreken je veel inzicht in de stappen die jij moet maken om een scriptie te kunnen schrijven. Zet hem op papier voor je van start gaat.

Let op: bij twijfel altijd even afstemmen met je docent.

Hoofdstuk 1: Inleiding (met probleemanalyse en doelstelling)

Het eerste hoofdstuk is de inleiding van de scriptie. Studenten schrijven de inleiding nadat ze hebben bedacht wat het probleem van de opdrachtgever eigenlijk is en wat voor onderzoek daarbij hoort. De scriptie-inleiding is feitelijk een verslag van de probleemanalyse die je als scriptiestudent doorloopt om tot (deel)vragen te komen. Een probleemanalyse houdt in dat jij als onderzoeker/consultant nagaat wat het probleem precies is (=probleemstelling formuleren) en wat er onderzocht moet worden voordat een goede oplossing (aanbeveling) kan worden opgesteld. Veel voorkomende kopjes in dit hoofdstuk zijn: ‘Opdrachtgever’, ‘Aanleiding’, ‘Doelstelling’, ‘Hoofd- en deelvragen’, ‘Relevantie’, ‘Afbakening’ en ‘Leeswijzer’.

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader / Literatuuronderzoek

Het theoretisch kader van de scriptie is een verslag van het literatuuronderzoek dat jij uitvoert om te ontdekken wat er allemaal bekend is over je onderwerp en wat het precies is dat je zult gaan onderzoeken. Je ontdekt bijvoorbeeld dat je bij een positioneringsonderzoek ook de concurrentie in kaart moet brengen en bespreekt daarom ook modellen voor concurrentieanalyses, zoals het vijfkrachtenmodel van Porter. Maak een samenhangend verhaal van je theoretisch kader. Doe alsof je een presentatie geeft over een onderwerp: geef een inleiding, praat de ‘slides’ aan elkaar en sluit mooi af.

Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden

Na het lezen van dit hoofdstuk moet de lezer een goed beeld hebben van wat jij – achter je bureau of op straat – allemaal gedaan hebt om de uiteindelijke resultaten op te kunnen schrijven. Eigenlijk zou ik het onderzoek moeten kunnen herhalen zonder dat ik jou vragen hoef te stellen. De informatie in dit hoofdstuk is daarom best gedetailleerd en misschien een beetje saai. Dat geeft niet, dat hoort zo. Schrijf het hoofdstuk in voltooid tegenwoordige tijd (bijvoorbeeld: “is gevraagd”, “zijn geobserveerd”). Begin het hoofdstuk met een overzicht van de onderzoeksmethoden die je hebt ingezet voor de verschillende deelvragen. Geef daarna óf per deelvraag óf per onderzoeksmethode een omschrijving. Stel dat je enquêtes hebt gehouden, dan maak je een paragraaf ‘Enquêtes’ en werk je de volgende tussenkopjes uit: ‘Verantwoording keuze onderzoeksmethode’, ‘Onderzoeksdoelgroep’, ‘Steekproef’, ‘Vragenlijst’, ‘Dataverzameling’, ‘Data-analyse’, ‘Betrouwbaarheid en validiteit’.

Hoofdstuk 4: Resultaten

In dit hoofdstuk presenteer je de uitkomsten van je resultaten en analyse van je deskresearch en je veldonderzoek. Zet objectief op een rij wat je hebt gevonden. Doe dat bij voorkeur per deelvraag en anders per onderzoeksmethode. De lezer verwacht in dit hoofdstuk de uitkomsten van je onderzoek te zien. Leg niet uit hoe en waar je de informatie gevonden hebt; dat hoort al in je methodenhoofdstuk te staan. De resultaten van je literatuuronderzoek bespreek je hier ook niet; die staan immers al in je theoretisch kader. Je zult bij het schrijven de neiging hebben om conclusies te trekken, maar dat moet je toch nog even uitstellen, want in een scriptie hoor je pas conclusies te trekken in het conclusiehoofdstuk. Het motto is: Bewaar wat voor straks!

Hoofdstuk 5: Conclusie schrijven

Eindelijk is het zover: Je kunt antwoord geven op je hoofd- en deelvragen, sterker nog, je MAG (nu pas) antwoord geven op je hoofd- en deelvragen OMDAT je in het voorgaande hoofdstuk de feiten op een rij hebt gezet waar je de conclusies op baseert. En op deze conclusies baseer je straks weer de aanbevelingen die zullen bijdragen aan het oplossen van het probleem van de opdrachtgever dat je in je inleiding omschreef. De cirkel is bijna rond.
Let erop dat je conclusies meer zijn dan alleen een samenvatting van de resultaten. Hoe zorg je daarvoor? Door een bondig antwoord op een deelvraag te formuleren en dit vervolgens te onderbouwen met argumenten die voortkomen uit je resultaten. Alle conclusies zijn gebaseerd op resultaten: er komt geen nieuwe informatie meer bij. Let erop dat je écht antwoord geeft op je vragen. Als dat niet lukt, kun je overwegen om de verwoording van je deelvragen zodanig aan te passen dat je er met je huidige resultaten wél antwoord op kunt geven. Tot aan dit hoofdstuk bestond je document nog uit losse, sterk gescheiden onderdelen. In dit hoofdstuk verbind je al die losse stukken met elkaar. Maak daarbij ook een koppeling tussen je resultaten en de theorieën of modellen uit je theoretisch kader.

Hoofdstuk 6: Aanbevelingen

Baseer je aanbevelingen op de conclusies. Maak ze concreet. De opdrachtgever moet immers weten wat hij moet doen om dichter bij de door hem gewenste situatie te komen. Het heeft geen zin om aan te geven dat de opdrachtgever “iets met SEO moet gaan doen” om meer leads te genereren, want dan weet hij nog steeds niet wat hij precies moet doen. Maak het dus concreet en adviseer de opdrachtgever bijvoorbeeld een communicatiemedewerker op cursus te sturen of een online marketingbureau in te schakelen. Je kunt eerlijk de voor- en nadelen van je advies vermelden. Wees ook realistisch. Het heeft geen zin om een stichting met een klein budget te adviseren een landelijke tv-reclamecampagne te lanceren om meer naamsbekendheid te verkrijgen.

Toelichting op deze structuur van de scriptie

De scriptiehoofdstukken hebben elk hun eigen functie, hun eigen doel. Het soort informatie dat in de afzonderlijke hoofdstukken staat, is daardoor wezenlijk anders. Als je alle soorten informatie goed weet op te delen in verschillende hoofdstukken, is de kans dat de lezer je goed kan volgen het grootst. Laat de hoofdstukken niet overlappen, haal de boel niet door elkaar: Beperk je in je theoretisch kader tot de theorie en de gangbare modellen en ga daar niet van alles over je opdrachtgever vertellen (want daar is je inleiding voor bedoeld). Beperk je in het hoofdstuk over de onderzoeksmethoden tot de methodologie van je onderzoek en ga er geen theorie uitleggen (want dat hoort thuis in je theoretisch kader). Beperk je in het hoofdstuk over de resultaten tot het droog presenteren van de uitkomsten van je onderzoek en ga nog geen conclusies trekken (‘Bewaar wat voor straks’!). Beperk je in het hoofdstuk over de conclusies tot het antwoord geven op de hoofd- en deelvragen en ga nog geen advies geven over wat de opdrachtgever met de conclusies moet doen… Volgens mij begrijp je nu het systeem van de scriptie, of niet? Het is even wennen, maar als je flink oefent en jezelf blijft corrigeren, dan krijg je het systeem van de scriptie al doende in de vingers.

Wijk gerust van deze standaardindeling af

Je kunt deze indeling exact navolgen, maar je kunt gerust je eigen hoofdstukindeling creëren als dat goed uitkomt voor jouw project. Elk project is immers anders. Je kunt je daarbij laten inspireren door de standaardhoofdstukindeling: de inhoud van elk standaardhoofdstuk zal hoe dan ook érgens in jouw scriptie voor moeten komen. Zorg ervoor dat uit de titels van je hoofdstukken duidelijk blijkt waar dat hoofdstuk over gaat. Leg in de leeswijzer uit hoe je stuk is opgebouwd en waarom je stuk op deze wijze is opgebouwd. Misschien wil je werken met een deelvraag per hoofdstuk waarbinnen je paragrafen wijdt aan methoden, resultaten en (deel)conclusies, of misschien werk je met een afzonderlijk hoofdstuk voor een interne analyse en een afzonderlijk hoofdstuk voor een externe analyse.

Maak er wat moois van!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

De Net Promoter Score (NPS) in de scriptie over klanttevredenheid

Veel scriptiestudenten die klanttevredenheid onderzoeken, gebruiken de Net Promoter Score (NPS). Maar hoe neem je deze maat voor klanttevredenheid op in je enquête? En wat schrijf je op in het resultatenhoofdstuk? Als je dit blog hebt gelezen, weet je precies hoe je de NPS gebruikt in je scriptieonderzoek.

Net Promoter Score (NPS) als maat voor klanttevredenheid

De NPS (Reichheld, 2003) is een maat voor klanttevredenheid of klantloyaliteit. Deze klantloyaliteitsscore is een goede voorspeller van herhaalaankopen, positieve uitlatingen en het weerstaan van de druk om over te stappen naar een concurrent (Owen & Brooks, 2006). Het voordeel van de NPS is dat de uitkomst ervan eenduidig is en bovendien eenvoudig valt te interpreteren. Ook heb je er maar één enquêtevraag voor nodig.

Voorbeeld enquêtevraag voor de Net Promoter Score (NPS)

De enquêtevraag voor het meten van de NPS luidt als volgt: “In welke mate zou u/je [naam bedrijf, dienst of product] aanraden aan vrienden of collega’s?” Respondenten (mensen die je enquête invullen) geven antwoord met behulp van een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 = zeer onwaarschijnlijk en 10 = zeer waarschijnlijk. De NPS-vraag wordt vaak aangevuld met een open vraag naar de reden waarom de klant die specifieke score heeft toegekend, zodat inzicht wordt verkregen in de verbeteringsmogelijkheden voor het bedrijf, de dienst of het product.

Net Promoter Score (NPS) uitrekenen

De uitkomst van de NPS bereken je in twee stappen.
De eerste stap bestaat uit het opstellen van een frequentietabel. Alle respondenten hebben een getal ingevuld. Op basis van dit getal wordt door de onderzoeker een ‘label’ aan de respondent toegewezen. Er zijn drie labels, namelijk ‘criticasters,’ ‘passief tevredenen’ en ‘promoters’. Respondenten die een zes of lager invullen zijn ‘criticasters.’ Wie een zeven of acht invult is een ‘passief tevredene’ en mensen die een negen of tien geven zijn ‘promoters’ (Reichheld & Markey, 2011).
Maak een frequentietabel van de antwoorden van je respondenten en stel vervolgens zelf een frequentietabel op voor de drie labels van de NPS. De laatste frequentietabel neem je op in je resultatenhoofdstuk. Je kunt er natuurlijk ook een taartdiagram of een gestapeld staafdiagram van maken.
De tweede stap bestaat uit een eenvoudige rekensom, namelijk NPS = % promoters – % criticasters (Reichheld & Markey, 2011). Hier komt een getal tussen -100 en +100 uit. Dat getal is de NPS. Gebruik geen procentteken bij je NPS.

Betekenis en interpretatie van de Net Promoter Score (NPS)

Nadat het plezier van het kunnen uitrekenen van de klanttevredenheidsscore is gezakt, rijst een volgende vraag: Wat betekent deze score? Is de uitslag goed of slecht? Bij een score van -100 is iedereen een criticaster. Dat is geen goed nieuws voor je opdrachtgever. Bij een score van +100 is iedereen een promoter. Dat komt in de praktijk zelden voor. Bedrijven in de VS scoren gemiddeld lager dan +10. De best scorende bedrijven in de VS behalen een NPS tussen +50 en +80 (Reichheld, 2003). In het algemeen geldt: Een getal hoger dan 0 is goed, en een NPS van +50 is excellent.
Realiseer je dat gemiddelde scores sterk verschillen binnen sectoren en binnen culturen. De gemiddelde NPS in de supermarktbranche is doorgaans lager dan die van studiebegeleidingsbureaus, die vanwege de hogere betrokkenheid en het persoonlijke karakter van de dienst gemiddeld hoger scoren. Kijk eens of je een publicatie kunt vinden met de NPS van concurrenten of van gemiddelden binnen de sector. Deze kun je als referentiepunt gebruiken. Maar zulke cijfers zijn niet altijd beschikbaar. Dan verwachten je docenten dat je de betekenis van de NPS voor jouw opdrachtgever zelf inschat.


Zonder vertraging een goede scriptie schrijven? Dat kan! Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier.


Bronnen
Bergevin, R., Kinder, A., Siegel, W., & Simpson, B. (2010). Call centers for dummies. Mississauga, Canada: John Wiley & Sons.

Owen, R., & Brooks, L. L. (2006). Answering the ultimate question: How net promoter can transform your business. San Francisco, CA: Jossey-Bass.

Reichheld, F. F. (2003). The one number you need to grow. Harvard Business Review, 81(12), 46-54, 124.

Reichheld, F. F., & Markey, R. (2011). The ultimate question 2.0: How net promoter companies thrive in a customer-driven world. Boston, MA: Harvard Business Review Press.

Klanttevredenheid en klantverwachtingen in de scriptie: relevantie en definities

Klanttevredenheid en klantverwachtingen zijn populaire scriptieonderwerpen. Waarom eigenlijk? En wat betekenen deze begrippen precies? De specialisten van Studiemeesters leggen uit waarom klanttevredenheid en klantverwachtingen belangrijk zijn en geven een paar definities. Lees dit blog voordat je aan je klanttevredenheidsonderzoek begint, dan begrijp je wat je onderzoekt en waarom dat zinvol is.

Klanttevredenheid en klantverwachtingen als scriptieonderwerp

Consumenten kunnen tegenwoordig kiezen uit een groot aanbod van producten en diensten. Daardoor kunnen ze het zich veroorloven om kritisch te zijn in hun keuze voor aanbieders (Thomassen, 2006). Dit maakt het moeilijk voor bedrijven om klanten te behouden, terwijl klantbehoud zeer belangrijk is voor de groei van een bedrijf. De kans dat klanten terug blijven komen is het grootst als ze tevreden zijn. Klanttevredenheid is volgens wetenschappelijke theorie zelfs een vereiste voor klantloyaliteit (Thomassen, 2006). Hoe ontstaat tevredenheid? Tevredenheid wordt sterk bepaald door de verwachting van de klant. Daarom staan klanttevredenheid en klantverwachtingen vaak centraal in marktonderzoek en vormen zij een goed scriptieonderwerp voor zowel hbo-scripties als universitaire scripties.

Definitie van klanttevredenheid

Kotler (2009) omschrijft ‘klanttevredenheid’ als volgt: “Klantevredenheid is de mate waarin de waargenomen prestaties van een product voldoen aan de verwachtingen van een klant. Als de prestaties van het product niet aan de verwachtingen voldoen, is de koper ontevreden. Als de prestaties wel aan de verwachtingen voldoen, of die overtreffen, is de afnemer tevreden of zelfs opgetogen” (p. 13). Hij zegt hierover ook: “Klanten koesteren verwachtingen ten aanzien van de waarde en handelen hiernaar. Zij vergelijken de werkelijke waarde die zij bij de consumptie van het product krijgen met de waarde die zij verwachtten; hun conclusie beïnvloedt hun tevredenheid en herhalingsaankoop” (p. 323).

Definitie van verwachtingen (‘customer expectations’)

De meeste marketinghandboeken definiëren ‘verwachtingen’ niet duidelijk. Kotler zegt wel dat tevredenheid afhangt van verwachting, maar geeft van dat laatste geen definitie. Nederstigt en Poiesz (2010) zeggen over verwachtingen alleen: “Vanuit eerdere ervaringen of gewoonten bouwt de consument bepaalde verwachtingen op […]” (p. 223). Op Google Scholar vind je wel veel wetenschappelijke artikelen over klantverwachtingen. Daaruit blijkt dat wetenschappers het met elkaar eens zijn dat verwachtingen als standaard dienen waar ervaringen vervolgens mee vergeleken worden, maar dat ze nog niet weten wat een verwachting precíes is.

Verwachtingen in dienstverlening

Verwachtingen ten opzichte van een product zijn vaak helder en concreet. Klanten verwachten bijvoorbeeld een bepaalde kwaliteit op basis van de prijs die ze bereid zijn te betalen. Verwachtingen met betrekking tot dienstverlening zijn minder concreet, omdat een dienst niet tastbaar is. Daarom besteden we extra aandacht aan klantverwachtingen ten opzichte van dienstverlening: Wat zijn volgens de theorie ‘verwachtingen’ in dienstverlening? Verwachtingen in dienstverlening ontstaan op basis van percepties van het bedrijf en de sector. Deze percepties worden gevormd door eerdere ervaringen van de klant en door de ervaringen van andere mensen met wie de klant communiceert.

Volgens Zeithaml, Berry en Parasuraman (1993) kunnen verwachtingen in dienstverlening opgevat worden als twee verschillende dingen. Ten eerste als een standaard voor een voorspelling van wat de klant verwacht dat er gaat gebeuren als hij gebruikmaakt van de dienstverlening. De verwachting is dan een objectieve berekening van de waarschijnlijkheid van prestaties van de dienstverlening (Miller, geciteerd in Zeithaml, Berry & Parasuraman, 1993). Ten tweede kunnen verwachtingen worden opgevat als een standaard voor de ideale uitvoering van de dienstverlening. De verwachting bestaat dan uit een gewenst niveau van dienstverlening (Swan & Trawick, geciteerd in Zeithaml, Berry & Parasuraman, 1993).

Tip: Lees ook ons blog over wensen en behoeften‎.


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan


Bronnen

Kotler, P., Armstrong, G., Wong, V., Saunders, J. (2009). Principes van marketing. Amsterdam: Pearson Benelux.

Nederstigt, A. T. A. M. & Poiesz, Th. B. C. (2010). Consumentengedrag. Groningen: Noordhoff.

Thomassen, J. P. R. (2006). Waardering door klanten: Klantenmanagement als fundament voor Totale Kwaliteit. Kluwer: Deventer.

Zeithaml, V. A., Berry, L. L. & Parasuraman, A. (1993). The nature and determinants of customer expectations of service. Journal of the Academy of Marketing Science, 21(1), 90-106.

Waarom een wensen- en behoeftenonderzoek?

Wensen en behoeften spelen sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw een steeds grotere rol dankzij de de manier waarop ondernemingen de markt benaderen (Nederstigt & Poiesz, 2010). Als je de marktbenaderingen kent, dan begrijp je waarom wensen en behoeften zo belangrijk zijn.

Het toenemende belang van marketing

De eerste producent van auto’s had het makkelijk, want de vraag was groter dan het aanbod. Auto’s werden verkocht zonder dat daar sales- of marketingafdelingen aan te pas kwamen. De klantbehoefte speelde nog geen rol.Het ondernemingsbeleid hoefde zich alleen te richten op een zo groot mogelijke productie tegen zo laag mogelijke kosten. Dit is de productieoriëntatie, waarmee ondernemingen na de industriële revolutie de markt benaderden.

Sindsdien is er veel veranderd. Steeds meer bedrijven benaderden de markt. De toename van concurrentie vroeg om een productoriëntatie, waarbij wordt uitgegaan van een consument die alleen producten koopt die de meeste waar voor hun geld bieden. De kwaliteit van het product werd een belangrijke voorwaarde voor de verkoop. Vervolgens leidden overproductie en overcapaciteit tot een verkooporiëntatie, waarbij ondernemers de markt veroverden door de aandacht te leggen op de effectiviteit van verkoop (Bliekendaal & Van Vught, 2013).

Toen ook de verkooporiëntatie geen garantie meer was voor het succesvol veroveren van de markt ontstond de marketingbenadering: rekening houden met de wensen en behoeften van klanten als je een product op de markt brengt. Dit idee vormt de basis van marketing en wordt ook wel het marketingconcept genoemd. Bij dit type marktbenadering staan wensen en behoeften van afnemers centraal in het hele ondernemingsbeleid (Bliekendaal & Van Vught, 2013).

Wensen en behoeften staan centraal

Verhage (2009): “De eerste taak van marketing is om de wensen en behoeften op de markt op te sporen en te inventariseren. […] Deze ideeën vormen het uitgangspunt voor de ontwikkeling van de juiste producten of diensten en marketingstrategie voor het gekozen marktsegment” (p. 28). Daarom staan wensen en behoeften zo vaak centraal in marktonderzoek en vormen ze een goed scriptieonderwerp voor zowel hbo-scripties als universitaire scripties.

Tip: Lees ook ons blog over klanttevredenheid en klantverwachtingen.


Zonder vertraging een goede scriptie schrijven? Dat kan! Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek


Bronnen

Bliekendaal, C. & Van Vught, T. (2013). Marketingoriëntatie. Groningen: Noordhoff.

Nederstigt, A. T. A. M. & Poiesz, Th. B. C. (2010). Consumentengedrag. Groningen: Noordhoff.

Verhage, B. (2009). Grondslagen van de marketing. Groningen: Noordhoff.

Enquête opstellen – 14 tips voor goede enquêtevragen

Hoe maak je een enquête? De resultaten van een enquête moeten voldoende inzicht geven om je in staat te stellen de hoofd- en deelvragen van je onderzoek te beantwoorden. Dat lukt alleen met goede enquêtevragen. Daarom zetten we in dit blog 14 tips voor het opstellen van een enquête op een rij.

1. Baseer je enquête op theorie

De enquête is een meetinstrument voor kwantitatief scriptieonderzoek. Voor een afstudeeronderzoek mag je niet zomaar, op basis van je gevoel, een aantal enquêtevragen uitwerken. Je moet (kern)begrippen uit je onderzoeksvraag op basis van theorie vertalen naar meetbare termen (=operationaliseren). Gebruik daarbij een operationeel schema als hulpmiddel. Dat is een schema waarmee je kernbegrippen via dimensies en indicatoren uitwerkt in enquêtevragen (Baarda & De Goede, 2006). Maak daarbij gebruik van theorieën en modellen uit je theoretisch kader. Vergeet niet in je methodenhoofdstuk uit te leggen hoe je dit hebt aangepakt (=verantwoording meetinstrument). Verwijs daarbij naar het operationeel schema, dat je opneemt in je bijlagen. Een voorbeeld van een deel van een operationeel schema vind je onderaan dit artikel.

2. Wees zuinig met open enquêtevragen

Bij open vragen formuleert een respondent zelf het antwoord op een vraag. Bij gesloten antwoorden geeft de respondent antwoord door één of meer antwoordmogelijkheden te selecteren.
Een schriftelijke (online) enquête bevat weinig open vragen, want je kunt niet doorvragen nadat iemand een antwoord heeft geschreven (Zijn er nog andere dingen? Kunt u daar wat meer over vertellen?). Aangezien mensen het moeilijk vinden om antwoorden spontaan te formuleren, kun je er zonder doorvragen niet van uitgaan dat de antwoorden volledig zijn (Van der Pligt & Blankers, 2013). Daarom gebruik je weinig open vragen in schriftelijke (online) enquêtes. Een enquête bevat slechts enkele open vragen ter toelichting van gesloten vragen (Harinck, 2010).

3. Gebruik niet te veel vaktermen en moeilijke woorden

Bij het opstellen van een schriftelijke of een online enquête zet je theoretische begrippen om in meetbare termen, maar ook in begrijpelijke termen. Kies dus voor woorden die de onderzoeksdoelgroep begrijpt. Wanneer je bijvoorbeeld een enquête maakt voor medewerkers en inzicht wilt krijgen in de mate van arbeidssatisfactie, dan gebruik je dat laatste woord niet in je enquête, maar vraag je naar de voldoening die mensen uit hun dagelijkse werkzaamheden halen.

4. Vermijd onduidelijke enquêtevragen

Bij onduidelijke vragen loop je het risico dat mensen je vraag niet goed begrijpen. Wat heb je dan aan de antwoorden? De volgende drie factoren maken een vraag onduidelijk:

1) Globale, algemene termen
Zulke termen worden verschillend opgevat door mensen. Stel dat je vraagt hoe vaak mensen ‘de stad in gaan’. Dan denkt de één misschien aan winkelen en de ander aan een avondje stappen (Van der Pligt & Blankers, 2013). Wat wilde jij precies weten? Gebruik woorden die zo concreet zijn dat er geen ruimte overblijft voor eigen interpretatie. Gebruik ook geen spreekwoorden of spreekwoordelijke uitdrukkingen.

2) Meervoudige vragen, oftewel cocktailvragen
Hierbij worden meerdere vragen in één gesteld, terwijl de respondent maar één antwoord kan geven (Van der Pligt & Blankers, 2013). Een voorbeeld van een cocktailvraag is:

Vind je de nieuwste iPhone aantrekkelijk vormgegeven en zou je deze aanschaffen?
Zeker niet / Zeker wel.

Stel dat ik de iPhone mooi vind, maar hem niet wil kopen. Welk antwoord moet ik dan aanvinken?

3) Dubbele ontkenningen
Deze leiden tot fouten bij het invullen van de enquête. Bij een dubbele ontkenning staat er een ontkenning (‘niet’ of ‘geen’) in de vraag én in het antwoord (Helemaal niet mee eens / Niet mee eens / Neutraal / Mee eens / Helemaal mee eens). Kijk eens naar de volgende vraag:

Politici zouden niet mee moeten doen aan spelprogramma’s.
Niet mee eens / Mee eens.

Het risico bestaat dat iemand hier Niet mee eens aanvinkt, omdat hij vindt dat politici niet moeten meedoen aan spelprogramma’s. Snap jij het nog?

5. Vermijd sturende enquêtevragen

Bij een sturende vraag worden respondenten beïnvloed door de manier waarop de vraag gesteld wordt. Daarmee verstoor je onbedoeld je resultaten. Bij een sturende vraag is de mening van de onderzoeker zichtbaar. Als een vraag een mening bevat, zijn mensen geneigd om ermee in te stemmen. De neiging tot instemmen is nog groter bij onderwerpen waar mensen geen duidelijke mening over hebben en waarbij mensen weinig gemotiveerd zijn om echt na te denken (Van der Pligt & Blankers, 2013). Een voorbeeld van een vraag die een mening bevat, is:

Nederland moet zeker in de EU blijven.

Stel dat de EU een respondent weinig interesseert. Door de formulering van de vraag is hij geneigd om Mee eens aan te vinken, maar eigenlijk heeft hij geen idee. Wat heb je aan zo’n antwoord?

6. Vermijd sturende antwoordmogelijkheden

Probeer ook je antwoordmogelijkheden zo neutraal mogelijk en zo eenduidig mogelijk te verwoorden. Antwoordmogelijkheden moeten bovendien volledig zijn, anders zijn ze alsnog sturend (Van der Pligt & Blankers, 2013). Stel dat je vraagt hoe vaak mensen uit eten gaan en de antwoorden zijn Eén keer per week en Eén keer per maand, wat moet iemand die om de twee weken uit eten gaat dan invullen?

7. Maak gebruik van antwoordschalen

Maak waar mogelijk gebruik van Likertschalen. Een Likertschaal is een serie van vijf of zeven meerkeuzeantwoorden, waarmee je begrippen die lastig kwantificeerbaar zijn, toch meetbaar kunt maken. Je begint een vraag bijvoorbeeld met In hoeverre bent u tevreden over… en geeft daarbij een 5-punts Likertschaal die loopt van Zeer tevreden tot Zeer ontevreden. Of je geeft een aantal stellingen (bijvoorbeeld: Ik vind het maken van enquêtes makkelijk) en geeft daarbij een Likertschaal die loopt van Zeer mee eens tot Zeer mee oneens. Let goed op dat het woord in je vraag goed past bij de antwoorden. Een voorbeeld van een slechte match is de vraag In hoeverre heeft u behoefte aan… met als antwoord een schaal die loopt van Bijna nooit tot Altijd.

8. Varieer (indien mogelijk) antwoordvolgordes

De volgorde van antwoordopties heeft lichte invloed op antwoordtendensen. Mensen zijn namelijk iets meer geneigd de eerste en laatste antwoorden uit een rijtje aan te vinken. In onderzoeksmethodologie noemen we dit recency en primacy effects (Van der Pligt & Blankers, 2013). Variatie van antwoordvolgordes vermindert de invloed van deze effecten op de resultaten. Deze tip is natuurlijk alleen van toepassing op antwoorden op nominaal meetniveau, dat wil zeggen: als er geen sprake is van een schaal met een vaste antwoordvolgorde. Het is overigens niet altijd mogelijk om dit in te stellen met de enquêtetools die studenten vaak gebruiken voor het maken van online enquêtes en digitale enquêtes (zoals ThesisTools, SurveyMonkey, Qualtrics, SurveyGizmo of Typeform).

9. Maak je enquête niet te lang en niet te kort

Er zijn geen standaardregels voor de lengte van enquêtes. De ideale lengte van je vragenlijst hangt af van de complexiteit en de grootte van je onderzoeksonderwerp. Je vragenlijst moet zoveel vragen bevatten als jij nodig hebt om je begrippen goed te meten. Dat is dus voor elk onderzoek anders.

Hoe weet je of je genoeg vragen hebt?
Als jij je enquêtevragen ontwerpt met een operationeel schema, dan zie je in één oogopslag of je enquête compleet is. Je hoeft dan niet ‘voor de zekerheid’ extra vragen toe te voegen. Het is ook niet nodig om op meerdere manieren naar dezelfde dingen te vragen om te controleren of mensen hun antwoorden goed invullen.

Vindt de respondent de vragenlijst niet te lang?

Nogmaals, je vragenlijst moet zoveel vragen bevatten als jij nodig hebt om je begrippen goed te meten. Houd wel ook rekening met je doelgroep. Stel dat je ernstig zieke mensen of zwakbegaafden interviewt, dan moet je het zeer kort houden.
Presenteer je vragenlijst zodanig dat hij niet onnodig lang líjkt: Je enquête lijkt bijvoorbeeld wat korter als je stellingen met gelijke antwoordschalen in één tabel (matrixvraag) plaatst. Maak zo’n tabel niet te groot. Per matrix neem je 8 á 10 stellingen. Heb je bijvoorbeeld 20 stellingen, dan maak je daar 2 matrixvragen van.

10. Vraag ook naar achtergrondvariabelen

Achtergrondgegevens of sociaal-demografische variabelen zoals leeftijd, geslacht en opleidingsniveau (Harinck, 2010) geven een beeld van de samenstelling van de groep mensen die je enquête invult. Zonder deze gegevens kun je geen uitspraken doen over de representativiteit van je steekproef.

11. Zet je vragen in een logische volgorde

Ga in je vraagvolgorde van globaal naar specifiek (Harinck, 2010) en van ‘spontaan’ naar ‘geholpen’. Zo voorkom je dat ‘specifiek’ het antwoord op ‘globaal’ beïnvloedt en dat de opties van ‘geholpen’ antwoorden de spontane associatie beïnvloeden.
Een voorbeeld van ‘spontaan’:

Wat zijn de eerste drie woorden waar je aan denkt bij [merknaam]?

Een voorbeeld van ‘geholpen’:

Vink de woorden aan die jij goed vindt passen bij [merknaam].

Zet vragen die over hetzelfde onderwerp gaan bij elkaar (Harinck, 2010). De volgorde moet logisch zijn voor de respondent. De volgorde van de enquêtevragen hoeft daarom niet overeen te stemmen met de volgorde van je deelvragen of de volgorde van modellen en theorie. Bij de presentatie van de antwoorden in je resultatenhoofdstuk kun je dan gerust weer de volgorde van de deelvragen of modellen aanhouden.

12. Test je vragenlijst

Laat enkele mensen uit je onderzoeksdoelgroep alvast de vragenlijst invullen. Begrepen ze de vragen? Waren er onduidelijkheden? Kon iedereen overal antwoord op geven? Zo niet, verbeter dan je vragenlijst waar nodig. Vermeld in je methodenhoofdstuk dat je de vragenlijst hebt getest en aangepast. Gebruik je een online enquête of een digitale enquête? Download dan de testresultaten van je enquêtetool en controleer of de antwoorden er in de gewenste vorm uit komen.

13. Schrijf een nette instructie

Schrijf een instructie/inleiding/uitnodiging waarin je de volgende punten bespreekt:

  • voor wie de vragenlijst is bedoeld;
  • over welk onderwerp de vragenlijst gaat;
  • waar de resultaten voor worden gebruikt;
  • hoe lang het duurt om de vragenlijst in te vullen;
  • of deelname aan de enquête anoniem is.

Vergeet niet een kopie van zowel de instructie als de vragenlijst op te nemen in de bijlagen van je scriptie of onderzoeksrapport. Een voorbeeld van een uitnodigingstekst vind je onderaan dit artikel.

14. Vraag een akkoord van je begeleider

Vraag indien mogelijk je scriptiebegeleider om feedback vóór je respondenten werft. Het is vervelend dat je nog even moet wachten met de dataverzameling, maar het is de moeite waard: Stel dat je voor dat je opnieuw 384 respondenten moet werven omdat je enquête niet goed bleek te zijn…

Tot slot

Heb je eenmaal een goede enquête, dan ben je klaar om je veldwerk te starten. Voer een sample size calculation uit en kies een steekproefmethode. Heel veel succes!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan


Bronnen

Baarda, D.B., & De Goede, M.P.M. (2006). Basisboek methoden en technieken. Groningen: Wolters Noordhoff.

Harinck, F. (2010). Basisprincipes praktijkonderzoek. Antwerpen: Garant.

Van der Pligt, J. & Blankers, M. (2013). Survey-onderzoek. De meting van attitudes en gedrag. Den Haag: Boom Lemma.

Tabel 1. Voorbeeld van de uitwerking van een kernbegrip in een operationeel schema

Begrip Dimensie Indicator Enquêtevraag ‘arbeidsbelasting’
arbeidsbelasting
definitie: de mate van fysieke en psychische druk die als gevolg van het werk ervaren wordt
fysiek lichamelijk gespannen

vermoeidheid

pijn

Hoe vaak ervaart u…
psychisch plezier in werk ontbreekt

niet aan iets anders kunnen denken

lusteloosheid

In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen…

Voorbeeld van een begeleidende e-mail

Beste medewerker,

Voor mijn afstudeeronderzoek naar de medewerkerstevredenheid worden alle medewerkers van [naam opdrachtgever] uitgenodigd om een enquête in te vullen. De online vragenlijst bestaat uit zo’n twintig vragen over het werk. Het invullen neemt 5 tot 10 minuten in beslag. Deelname aan het onderzoek is anoniem: de individuele antwoorden van medewerkers worden niet gedeeld met het management. Onder de deelnemers worden vier boekenbonnen ter waarde van €25,- verloot. Vergeet niet om aan het einde van de vragenlijst uw e-mailadres in te vullen als u kans wilt maken op een boekenbon.

Alvast bedankt voor uw deelname.

Klik hier om de enquête te starten: [link invoegen]

Met vriendelijke groet,

Daan de Jong
Student HRM aan de Hogeschool van Amsterdam

Succesrecept voor goede voornemens

Goede voornemens maken, dat lukt de meeste studenten wel. Ze maken enthousiast een lange lijst van doelen die ze willen bereiken: “Ik ga stoppen met soggen, minder drinken, eerder opstaan en meer sporten, zodat ik er eindelijk eens in slaag om hoge cijfers te halen!” Maar als het zover is, blijkt het moeilijk om actie te ondernemen. Voor je het weet ben je een maand verder zonder maar een stap dichter bij je doel te zijn gekomen. Want je kunt wel iets wíllen, maar dat is niet genoeg: je moet er ook in slagen het te dóén. Hoe zorg je ervoor dat je voornemens een succes worden?

Waarom goede voornemens mislukken

Wetenschappelijke inzichten uit de cognitieve psychologie laten zien waarom het moeilijk is om goede voornemens uit te voeren. Het bewust aansturen van je gedrag wordt ‘zelfregulatie’ genoemd. Zelfregulatie doet een beroep op je wilskracht. Maar de mentale energie die je beschikbaar hebt voor het uitoefenen van wilskracht, is beperkt. Daardoor is het moeilijker om zelfregulatie toe te passen als je het druk hebt, afgeleid wordt of moe bent, en dat is dikwijls het geval. Het bewust aansturen van gedrag mislukt dan ook vaak.

Hoe laat je goede voornemens slagen?

Oké, bewuste zelfcontrole kost dus te veel moeite. Maar gedrag kun je toch niet onbewust veranderen? Jawel! Gedragsverandering kun je automatiseren met behulp van implementatie-intenties. Een implementatie-intentie is een actieplan voor het uitvoeren van je goede voornemen. Stel je voor dat je meer wilt gaan sporten. Dan is je voornemen, “Ik wil meer sporten”, heel algemeen. De kans dat je dit de hele dag onthoudt tot het juiste moment om te sporten zich voordoet, is zeer klein.

Om je voornemen te laten slagen, moet je het specifiek maken. Dat wil zeggen dat je niet alleen het doel moet formuleren, maar ook moet vaststellen hoe bepaalde acties leiden tot het bereiken van dat doel. Je moet dus bedenken wát je gaat doen, wáár je dat gaat doen en wannéér je dat gaat doen. Door van tevoren een actie aan een concrete situatie te koppelen maak je een voornemen specifiek. “Áls ik thuis kom na college, dán trek ik meteen mijn sportschoenen aan en ga ik een kwartiertje joggen” is een voorbeeld van zo’n specifiek voornemen.
Door je nieuwe gedrag met behulp van een ‘als-dan-plan’ te koppelen aan een situatie, word je op het juiste moment automatisch herinnerd aan je goede voornemen. Het gevolg is dat je je nieuwe gedrag sneller, efficiënter en meer onbewust aanleert. Zo kost het uitvoeren van goede voornemens minder moeite en vergroot je de kans op succes. Op naar je afstuderen!


Met de juiste aanpak verspil je minder tijd en energie. Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier.

De pomodoro-methode

Pomodoro is een methode tegen studieontwijkend gedrag en perfectionisme. Het helpt je om een grote taak op te delen in hapklare brokken die je vervolgens doelgericht uitvoert. Pomodoro is ideaal voor studenten die zich er niet toe kunnen zetten om te beginnen met studeren, opzien tegen een berg werk en om de haverklap afgeleid zijn.

Benodigdheden

Het enige wat je voor pomodoro nodig hebt, is een kookwekker (of Tomato Timer) en pen en papier.

Hoe werkt het?

Pomodoro werkt met tijdsblokken: 25 minuten studeren, 5 minuten pauze, 25 minuten studeren en weer 5 minuten pauze. Na elke 3 of 4 blokken neem je een grotere pauze van een kwartier of een half uur. Je begint met het schrijven van een blokkenschema: Zet de tijden van de blokken op een rij en bedenk voor elk blok een specifieke taak (bijvoorbeeld: 10.00-10.25: 5 bladzijden samenvatten, of: 13.30-13.55: 1 alinea schrijven). Maak deze taken niet te groot.

Als je blokkenschema af is, begin je met studeren. Zet de wekker op 25 minuten en voer de eerste taak uit. Als de wekker afgaat, stel je hem meteen weer in op 5 minuten en houd je een korte pauze. Je staart dan bijvoorbeeld even uit het raam of staat op voor een kop thee. Als na vijf minuten de wekker afgaat, zet je hem weer op 25 minuten en begin je aan de tweede taak. Werk op deze manier je blokkenschema af en houd je daarbij strikt aan de (pauze)tijden.

Effecten van Pomodoro

Sneller starten met je ‘werkdag’.
Zonder pomodoro neem je je misschien voor om de hele dag te knallen. Eigenlijk geen fijn vooruitzicht, dus schuif je de start daarvan zo lang mogelijk voor je uit. Met pomodoro heb je altijd een pauze in het vooruitzicht en werk je met kleine taakjes. Dat maakt het makkelijker om aan de slag te gaan.

Weten wat je NU precies moet doen.
Je kunt pas iets doen als je weet wát je moet doen. Omdat je een lijst van kleine taakjes en een lijst van tijden hebt, weet je op elk moment precies wat je moet doen. Dit voorkomt dat je met veel verschillende dingen tegelijk bezig bent en afdwaalt van je eigenlijke taak.

Afleiding kunnen negeren.
Wanneer je altijd een pauze in het vooruitzicht hebt, is het makkelijker om je afleiding/verleiding te negeren. Zin in een kop thee? Blijf zitten, daar heb je straks 5 minuutjes pauze voor.

Doorzettingsvermogen en discipline trainen.
Je kunt je doorzettingsvermogen trainen door de verleiding uit te stellen. Wilskracht kan met spierkracht worden vergeleken: als je haar weinig gebruikt, word je ‘slap’ (lees: makkelijk afgeleid), maar wanneer je oefent, word je snel sterker. Blijf het dus proberen.

Meer bewust van tijd.
Mensen overschatten wat ze op korte termijn kunnen doen en onderschatten wat ze op lange termijn kunnen bereiken. Door vaker met pomodoro te werken word je beter in het inschatten van de hoeveelheid tijd die je nodig hebt voor een taak. Je hebt geen onrealistische verwachtingen meer over je prestaties. Dat motiveert enorm.

Do’s en don’ts van Pomodoro

Sla geen pauzes over. Ook niet als je lekker op dreef bent. Anders loop je het risico dat je later spontaan pauze neemt als je moe of afgeleid bent (SOG!). Dan is het hek weer van de dam. De kracht van pomodoro zit ‘m in het strak hanteren van de tijden.

Zet altijd de wekker. Ook voor de micropauzes. Vijf minuten vliegen voorbij. Zonder wekker neem je zomaar een kwartier of een half uur pauze. Pas daarvoor op.

Kleine stapjes. Maak de taak die je in één blok wilt uitvoeren, niet te groot. Een realistisch plan motiveert, een onrealistisch plan demotiveert.

Geef niet op. Ook niet als pomodoro niet meteen lukt. Je moet het soms een paar keer proberen voor je de smaak te pakken hebt.

Maak het jezelf gemakkelijk

  • Begin uitgerust en uitgeslapen
  • Eet en drink gezond en voldoende
  • Drink weinig of geen koffie (daar word je druk van, waardoor je makkelijker afgeleid raakt)
  • Zet je telefoon in vliegmodus
  • Zet ColdTurkey of SelfControl aan op je laptop en blokkeer Facebook, mail, vi.nl en nu.nl.

Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan

Motto tegen een writer’s block

“Geef ze gewoon de opdracht een slecht boek te schrijven”, zei de dochter van Isabel Allende toen haar moeder klaagde dat ze geen idee had hoe ze mensen kon leren een boek te schrijven. Dat werkte. Enkele boeken die Allendes cursisten schreven, werden later zelfs gepubliceerd.

Het voornemen om een slecht stuk te schrijven zorgt er gek genoeg voor dat je stuk beter wordt. Leg je de lat lager, dan ervaar je minder druk en kun je vrijer denken. Je aarzelt niet meer om te beginnen. En dan krijg je je verhaal ten minste op papier.

Als je last hebt van een writer’s block bij je scriptie kun je hetzelfde doen. Probeer bij het schrijven van een scriptie nooit een perfect verhaal op papier te zetten. Dat werkt niet. Moet er een nieuw hoofdstuk komen? Schrijf dan altijd eerst een “slechte versie”. Die zogenaamde slechte versie -die vaak lang niet zo slecht uitvalt als je had gedacht- schaaf je later gewoon bij.

Goed is goed genoeg.

Het vergiet – Maaike over haar scriptie

Maaike grabbelt een vraag uit het vergiet:


Welk compliment zou je jezelf kunnen geven als je kijkt naar je inspanningen voor je studie?

“Hmm”, aarzelt Maaike. “Dat ik wel een doorzetter ben, omdat ik al drie jaar bezig ben met mijn scriptie, maar niet heb opgegeven?!”

Maaike het vergiet

Enthousiasme

Maaike schrijft een scriptie over statelozen, personen die door geen enkele staat als onderdaan worden beschouwd. “Ik las veel over dit onderwerp in de krant, werd erg nieuwsgierig en vroeg me steeds vaker af hoe het mogelijk is dat sommige mensen zich niet kunnen beroepen op hun mensenrechten.” Als ze enthousiast over mogelijke verklaringen vertelt, komen begrippen als ‘Hanna Arendt’, ‘plan van gemeenschap’ en ‘plan van soevereiniteit’ voorbij.

Drie jaren vlogen voorbij

Het is al drie jaar geleden dat Maaike aan de scriptie begon. “In de oriëntatiefase dook ik meteen al de diepte in. Daardoor raakte ik volledig de weg kwijt.” Maar in die drie jaar heeft ze niet stilgezeten. Maaike begon aan een schakelprogramma aan de UvA om meer te weten te komen over mensenrechten. Ze liep ook stage bij Human Rights Watch en bij een overheidsinstantie.

De scriptie-schrijfblokkade

Afgelopen zomer wilde Maaike haar scriptie weer oppakken. “Ik wilde er echt voor gaan, maar het lukte niet. Ik wilde alles heel goed op papier krijgen en alles meteen goed doen, maar dat werkte averechts. Ik kreeg niks op papier. En dan een begeleider die je maar een paar keer kan spreken, die heel efficiënt met zijn tijd om moet gaan en het liefst ziet dat je in één keer presteert… Dat leverde me een flinke blokkade op.”

Scriptiebegeleiding werkt

Wat ze nodig had, was meer uitleg – en een stok achter de deur. Die vond ze in de scriptiebegeleiding van Studiemeesters, die ze combineert met studiedagen om de vaart erin te houden. “Het is bovendien gezellig om niet alleen achter je computer te zitten en om samen te lunchen. Dan zie je dat je niet de enige bent die worstelt met zijn scriptie.”

Tot slot

“Ik ga gewoon door en deze keer gaat het me lukken!”


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Verslaafd aan Facebook?

Ben jij verslaafd aan Facebook? Lees je dwangmatig alle berichten die op je News Feed (nieuwsoverzicht) langskomen? Zonde van je tijd, maar dat wist je al. Heb je alles al geprobeerd om ervanaf te komen? Dan is het tijd voor rigoureuze maatregelen.

facebookverslaving afkicken van facebook

Het uiterste middel om van je verslaving af te komen, is het opheffen van je Facebookaccount. Dat heeft nadelen: je bent niet goed meer bereikbaar en het is nogal definitief. Een andere manier om van je Facebookverslaving af te komen, is het leegmaken van je News Feed, zodat er niks meer te checken valt.

Je News Feed maak je leeg door al je contacten ‘niet meer te volgen’. Begin gewoon bovenaan in je News Feed. Klik rechtsboven in het desbetreffende bericht en vink aan ‘… niet meer volgen’. Werk op deze manier zoveel mogelijk berichten af. Nadat je dit gedaan hebt, check je nog een tijdje om de dag je News Feed, waarbij je alle afzenders van nieuwe berichten ook weer op ‘niet volgen’ zet.

Op een gegeven moment merk je dat je News Feed leeg blijft. Soms zul je nog uit gewoonte Facebook openen, maar omdat er nu niets meer te lezen valt, verdwijnt die reflex vanzelf. Gefeliciteerd, je bent nu Facebook-vrij!


Stop met uitstellen. Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier.

Studiebegeleiding voor doorstromers

Doorstromers doen het goed

Hbo’ers doen het steeds beter op de universiteit. De laatste lichting doorstromers presteert zelfs beter dan de vwo’ers van een paar jaar geleden. Meer dan de helft van de doorstromers, jaarlijks ongeveer 1500 studenten, haalt binnen vier jaar het bachelordiploma, zo blijkt uit de landelijke cijfers die het Hoger Onderwijs Persbureau bij de universiteitenvereniging VSNU opvroeg. Zelfs doorstromers van het mbo die na hun hbo-propedeuse aan een wo-opleiding beginnen (jaarlijks zo’n 200) halen goede resultaten. Meer dan de helft van de studenten uit de meest recente lichting heeft het diploma binnen vier jaar behaald. Dat percentage ligt even hoog als dat van de afgestudeerde vwo’ers van enkele jaren daarvoor.

Ook bij Studiemeesters

Sibel is zo’n doorstromer. Ze is 25 jaar en studeert Hbo-Rechten. Ze kwam naar Studiemeesters omdat ze behoefte had aan meer scriptiebegeleiding dan haar opleiding haar bood. Sibel vertelt dat ze bij Studiemeesters leerde hoe ze een goed onderzoeksvoorstel schrijft. ‘De hoofdvraag bijvoorbeeld, die kreeg ik maar niet goed afgebakend. Studiemeesters heeft me geholpen door inzicht te geven in hoe het wel en hoe het niet moet. Ook heb ik leren plannen en zelfs mijn motivatie is weer terug.’ Hoe dat laatste komt? ‘De begeleiding is bij Studiemeesters persoonlijker. Er wordt gevraagd hoe het met me gaat. Dat motiveert me.’ Doorstromers hebben daar volgens haar nog net wat meer behoefte aan dan niet-doorstromers. Begeleiders van doorstromers raadt ze daarom het volgende aan: ‘Vraag de student zo nu en dan hoe het met hem of haar gaat.’

Ondanks een slechte start

Sibel is vastberaden om haar droom te bereiken. Ze heeft geen goede start in het onderwijs gehad. Ze kreeg op de basisschool een havo/vwo-advies, maar op de havo voelde ze zich niet thuis. Vroeger stotterde ze veel en op de havo werd ze gepest. Ook met haar mentor kon ze het vanaf het begin niet goed vinden, omdat ze op haar eerste dag te laat kwam. Sibel kwam die dag terug van vakantie — dat was met school overlegd — maar het bleek een slecht begin. Haar cijfers leden onder de situatie, ondanks het feit dat ze graag wilde leren en vastberaden was. Ze zakte dan ook af naar het vmbo en rondde daarna het mbo af. Maar omdat ze leren leuk vindt (en altijd leuk heeft gevonden!), stroomde ze door naar het hbo.

Je droom achterna

Volgend jaar wil ze beginnen aan een pre-master, zodat ze het jaar daarop kan beginnen aan een master Staats- en Bestuursrecht. ‘Doorstromers zijn mensen die bewust kiezen, goed weten wat ze willen. Ze hebben vaak een duidelijke toekomst voor zichzelf uitgestippeld en werken er hard voor om die te bereiken.’ Welke boodschap ze wil doorgeven aan andere doorstromers? ‘Luister niet te veel naar wat anderen zeggen. Jij kent jezelf beter dan anderen jou kennen. Doe datgene waarvan jij denkt dat je het kunt en geef het niet op.’


Nieuwsgierig naar Studiemeesters? Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek in Amsterdam, Eindhoven, Leiden of Rotterdam. Je bent van harte welkom.

Aanmelden voor een kennismakingsgesprek

Deskresearch en literatuuronderzoek: het verschil

Het verschil tussen deskresearch en literatuuronderzoek is niet altijd even duidelijk. Hieronder volgt een overzicht van de overeenkomsten en verschillen.

Literatuuronderzoek (ook wel ’theoretisch kader’ of ’theorie’ genoemd) en deskresearch (of ‘bureauonderzoek’) lijken op elkaar. Immers: in beide gevallen zoekt de onderzoeker vanachter zijn bureau naar informatie die al door anderen is verzameld en gepubliceerd. Om die reden worden deze termen dikwijls door elkaar heen gebruikt, ook door onderzoekers. Heel vaak worden er echter twee verschillende zaken mee bedoeld, en het is dan van belang om het onderscheid helder voor ogen te hebben. Het onderstaand overzicht zal dat duidelijk zal maken.

1. Soort informatie
Bij deskresearch is de onderzoeker op zoek naar feitelijke of praktische informatie, vaak in de vorm van primaire gegevens, terwijl de onderzoeker bij een literatuuronderzoek wetenschappelijke of theoretische informatie zoekt, in de vorm van de onderzoeksconclusies van andere wetenschappers.

2. Doel
Het doel van een literatuuronderzoek is het schrijven van een overzicht van de beschikbare literatuur om de positie van het eigen onderzoek nader te bepalen. Bij deskresearch wordt gezocht naar financiële informatie, markt- en/of business-informatie, bevolkingscijfers en andere kwalitatieve of kwantitatieve gegevens om antwoord te kunnen geven op één of meer deelvragen.

3. Informatiebronnen
Wetenschappelijke informatie wordt vaak gezocht in bronnen als Google Scholar, PiCarta, ScienceDirect (het gaat dan om artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften), en handboeken van een bepaald vakgebied, zoals het marketinghandboek van Kotler. Informatie voor deskresearch wordt vaak gezocht op websites van organisaties als het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), Eurostat, MKB-Nederland en de Kamer van Koophandel (KvK).

4. Plaats in je scriptie
Het resultaat van literatuuronderzoek komt in je scriptie uiteindelijk terecht in een hoofdstuk dat ‘Theorie’, ‘Literatuuronderzoek’ of ‘Theoretisch kader’ heet. Dit is vaak het tweede hoofdstuk. De resultaten van deskresearch komen later, in een hoofdstuk met de titel ‘Resultaten’, ‘Deskreseach’, of iets van die strekking. Vaak is dit het vierde hoofdstuk van je scriptie.

Dus: ondanks dat de termen ‘deskresearch’ en ‘literatuuronderzoek’ regelmatig inwisselbaar gebruikt worden, worden daaronder vaak twee heel verschillende dingen verstaan. Mocht je het ondanks deze toelichting nog niet helemaal begrijpen, kom dan gerust bij Studiemeesters langs voor meer uitleg!


Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan


Literatuur:
Benschop, K. (2014). Marktonderzoek. Den Haag: Academic Service.
Brinkman, J. (1998). Cijfers spreken. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Westerkamp, K., & Van Veen, M. (2008). Deskresearch. Informatie selecteren, beoordelen en verwerken. Amsterdam: Pearsen Edication Benelux.

Tutoring for Creating Business Value (CBV)

Janine is an international student from France who is studying at the Hotelschool The Hague, location Amsterdam. She contacted Studiemeesters two months ago, seeking tutoring for the economics course “Creating Business Value” (CBV).

Why did you seek private tutoring for Creating Business Value?

“I was about to drop out of school. I had a private interview about that with my tutor at school, who told me about Studiemeesters. At Studiemeesters I discovered that there were a lot of things that I had missed. The first time I studied for Creating Business Value I went quickly over the book, because classes required a lot of self-study. But you can never be sure when relying on self-study alone. I had a lack of practice in exercises. There were things I didn’t understand. I had questions about the meaning of financial statements and the use of ratios and cost analysis.”

How did Studiemeesters tutoring help you?

“I would never have actually read everything properly if it hadn’t been for Studiemeesters. During the CBV classes I never really understood the meaning of the learning units. I was rushing through it because I also had another course, E&S (Exploring & Structuring International Hospitality Businesses). I thought I would have time later on, but actually I didn’t. There were so many things in the book of which I thought ‘What am I going to use this information for?’ I concluded every time that it was not important, when it actually was. As my tutor, Kinge forced me to go into the details and showed me what the important parts are. After that, each time I was studying my book I kept wondering at how interesting it all is.”

Over the course of this tutoring we discovered that you actually have a talent for what you are doing now. Do you want to do more with finance?

Smiling widely: “Yes, I really do. I hadn’t noticed before that the subject interested me. I want to do more with finance, but now I see what I want to do. I still have a lot to learn, like MFD (Making Financial Decisions) and RM (Revenue Management). But I still love it!”

“Studiemeesters tutors are experienced professionals, who can explain content very well, but who also help students create better study skills and solve motivational and concentration problems.”

Is there anything that you learned during your tutoring for Creating Business Value that you can take away to other exams?

“Yes, an important lesson that I learned is to really read questions. I have the knowledge and skills now, but I tend to not read questions well. For me, as a dyslectic, reading is horrible. I can read but I don’t actually comprehend. I have always misread questions. I got used to not reading – I made that a routine. So despite the fact that I do have the skills and knowledge to answer a question, I always happened to answer a different question than the one on the exam. But being aware of that problem is half of the job. Now I am working on creating a new routine: Going back to the question after answering and checking if I really answered that question. Studiemeesters tutors are experienced professionals, who can explain content very well, but who also help students develop better study skills and solve motivational and concentration problems.”

Studiemeesters has a study room, in which students work on their academic tasks in a comfortable and friendly environment, supervised by a professional study coach. Studying in our studyroom is called ‘studiedag’.

You have had tutoring and you went to studiedag. Did you like studiedag?

“Yes, I really like it. Unfortunately I have a lot of things to do during the day, so I cannot come to studiedag often. But at home I just can’t concentrate. We have a study place where I live, but it is not as effective as studiedag. At the studiedag the atmosphere makes me automatically concentrate on my studies. Everybody is studying. Time flies during studiedag, while at home time goes very slow.”

Overall, do you feel that Studiemeesters made a difference?

“Yes”, says Janine decisively. With a big smile: “I discovered so much.”

The day after this interview, Janine scored a 75 on Creating Business Value.

About Studiemeesters
Studiemeesters offers high quality tutoring (in Dutch and English) for almost all Hotelschool The Hague courses and theses (CBV, RIB, MFD, RM, DMO, LYCar). Studiemeesters is located in Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven and Leiden, and is open from Monday to Sunday, all year round. For more information, you can email office@studiemeesters.nl or call 020 7371945.

Tentamen goed leren? Bereid je voor met de DART-methode

Heb jij studietips nodig om je tentamens goed voor te bereiden? Wil je weten hoe je moet leren om je tentamen te halen? De succesformule voor het halen van tentamens bestaat uit het creëren van een duidelijk overzicht van de leerstof. De DART-methode leert je hoe je uit grote hoeveelheden informatie de hoofdlijnen kunt halen. Hieronder volgt een uitleg.

Tip 1. Deel de tentamenstof op voor je begint met leren

Om het overzicht te bewaren, is het handig om je te verplaatsen in je docent en je te bedenken waarom hij het vak op deze manier heeft ingedeeld. Hoe is de cursus opgebouwd? Waarom wil de docent dat deze informatie juist in deze week gelezen moet worden? Wat verwacht de docent dat je gaat leren van dit vak? Bedenk dat een docent zijn uiterste best doet om een zo goed mogelijk vak in elkaar te zetten, maar dat dit niet betekent dat alles 100% logisch is.

Kunnen & Snappen
Wanneer je duidelijk voor ogen hebt wat het vak behelst, kun je de inhoud gaan indelen in wat je moet kunnen en wat je moet snappen.

Kunnen
Onder kunnen vallen de praktische vaardigheden. Denk aan:
– de statistiek
– het kunnen werken met software als SPSS, STATA of GIS
– het vertalen van stukken
– het uitwerken van managementmodellen

Een handige manier om de stof goed te kunnen onthouden is door ‘flashcards’ te gebruiken. Flashcards zijn kleine kartonnen kaartjes met lijntjes om op te schrijven. Schrijf op de voorkant een vraag (zoals ‘in welk jaar…’ of ‘wie bedacht…’ of ‘geef de definitie van…’) en schrijf op de achterkant het antwoord. Je kunt vervolgens op twee manieren oefenen: ofwel door zelf de vraag hardop te beantwoorden, ofwel door eerst het antwoord te lezen en dan te bedenken welke vraag erbij hoort. Wanneer je de vragen en antwoorden net zo goed kent als de ingrediënten van je favoriete cocktail, kun je aan vrienden en/of familie vragen je te overhoren. Doe dit, want overhoren helpt!

Snappen
Onder snappen rekenen we alles wat de docent verwacht dat je weet. Voor open essay-vragen op het tentamen is het snappen van de stof essentieel. Een goede manier om de stof te snappen is kritisch lezen. Voor een boek geldt dan dat je allereerst de inhoudsopgave kritisch bekijkt. Wat is de structuur van het boek en waarom is het zo opgebouwd? Tijdens het lezen kun je een Word-document of aantekeningenschrift gebruiken waarin je de kernelementen vastlegt, zoals speciale woorden, formules, regels, jaartallen, definities of belangrijke namen. Deze kun je dan voor je tentamen in je hoofd ‘stampen’. Bij artikelen vind je de structuur van het stuk vaak in de abstract of samenvatting. Kernpunten zijn vaak: Wat zijn de uitkomsten van de studie, welke theorie wordt er gebruikt, en hoe is er onderzoek gedaan? Ook is het belangrijk om te kijken naar het jaartal waarin het boek of artikel is gepubliceerd, want dit zegt vaak iets over de invalshoek van de schrijvers. Met name bij oudere studies kunnen de ideeën inmiddels achterhaald zijn.

Tip 2. Agenda’s mogen niet ontbreken bij goede tentamenvoorbereiding

Het belang van een planning wordt gemakkelijk onderschat. Een planning verbetert de concentratie en voorkomt dat je ‘verzuipt’ in een grote hoeveelheid stof. Het loont dus om tijd te steken in het maken van een werkschema. Heb je het gevoel dat je die niet kunt maken omdat je niet weet hoeveel tijd iets kost? Realiseer je dan dat een planning altijd gebaseerd is op een schatting, dat je je planning sowieso elke week even bijwerkt, en dat je alleen beter kunt worden in plannen als je ermee oefent. Laat je niet afschrikken door het feit dat je het hele schema nog niet tot in detail kunt invullen. In tegenstelling tot wat studenten vaak denken is een planning niet in steen gebeiteld, maar flexibel en veranderbaar. De kunst is om je planning constant aan te passen en daarbij het einddoel goed voor ogen te houden. Sommige studenten geven de voorkeur aan een digitale planning (in Word, Excel of Google Calendar), anderen tekenen het uit op papier.

Een paar plan-tips:

  • Plan niet meer dan acht uur per dag in. Werk in blokken van één tot twee uur, en neem twee keer een kwartier pauze en één keer een uur. Download hier onze studiedagplanning.
  • Zoals boven besproken deel je de stof in. Zet deze in een document en noteer achter elk deel hoeveel uur je denkt eraan te gaan besteden, en vermenigvuldig deze uren met 1,3. Door je uren ruim in te plannen heb je ruimte voor speling en creëer je een rustiger manier van studeren.
  • Plan ook je sociale leven in. Naast je studie ben jijzelf ook belangrijk. Door voldoende tijd voor jezelf te reserveren blijf je fit en gemotiveerd.
  • Maak een week- en maandplanning en werk deze regelmatig bij.

Tip 3. Routine is onmisbaar bij het leren van tentamens

Wanneer je iets regelmatig doet, zoals meerdere uren achtereen studeren, ontstaat er een routine. Nieuwe taken die in eerste instantie veel tijd en energie kosten, zoals het opdelen van tentamenstof en het plannen, gaan steeds minder moeite kosten naarmate je het vaker doet. Mocht je het erg druk hebben met veel verschillende dingen, denk dan aan de drie R’en: Rust, Reinheid en Regelmaat. Even goed voor jezelf zorgen doet wonderen voor lichaam en geest. De drie R’en helpen je een routine te ontwikkelen en zodoende fijner en rustiger aan de slag te gaan.

Een paar tips om routine te kweken:

  • Zorg voor een goede omgeving om te studeren. Misschien vind je een rustig cafeetje om de hoek lekker om te werken, of juist een drukke samenkomst van interactie zoals de Universiteitsbibliotheek. Ook openbare bibliotheken zijn erg fijne plekken om te werken. Pas wel op dat je werkplek je niet te veel afleiding geeft; je bent er immers om zo veel mogelijk werk te verzetten! Wees dus eerlijk naar jezelf en stel jezelf de vraag ‘Op welke plek studeer ik het best?’ en niet ‘Waar kan ik het gezelligst kletsen?’.
  • Zorg voor regelmaat in je dag. Je kunt bijvoorbeeld een standaard-dagschema maken dat je indeelt in vier studieblokken en drie pauzes. Blijf er telkens naar streven je studiedagen op die manier in te delen.
  • Veel studenten vinden het prettig om samen te studeren. Als je dit prettig vindt, maak dan afspraken met medestudenten om samen ergens te gaan studeren. Aarzel niet om studiegenoten hiervoor uit te nodigen.

Tip 4. Toets jezelf ter voobereiding van het Tentamen

Tijdens de laatste dagen voor het tentamen gaat waarschijnlijk al je aandacht naar het oefenen van de stof. Je kunt jezelf (hardop) toetsen met het gebruik van de flashcards, of in samenwerking met medestudenten elkaar overhoren. Door te praten en actief bezig te zijn met de stof komt de informatie in je langetermijngeheugen terecht. Eventueel kun je ook een aandachtsformulier maken, waarop je de probleempunten noteert die extra aandacht behoeven.

Tot slot nog enkele tips voor de laatste tentamenvoorbereidingen:

  • Probeer voordat je gaat beginnen oude tentamens te vinden die je inzicht geven in wat er uiteindelijk van je verwacht wordt.
  • De dag voor het tentamen stop je met leren. Je hebt de afgelopen weken hard geleerd en bent nu toe aan ontspanning, zodat je oplaadt voor het tentamen.
  • Laat je vlak voor het tentamen niet gek maken door studiegenoten. Het is niet nodig om nog over de stof te praten of te controleren of je alles wel weet. Dit levert vaak weinig op, maar kan je wel nerveus maken.
  • Neem water, noten en twee stuks fruit mee naar het tentamen. Je verbruikt erg veel energie tijdens een tentamen, zeker als het drie uur duurt. Drink niet te veel koffie, want dat kan je nerveus maken.
  • Vanwege de hoge concentratie tijdens het tentamen wil het nogal eens gebeuren dat je tijdsgevoel je in de steek laat, zodat je vijf minuten voor het einde ineens ontdekt dat er te weinig tijd over is voor het beantwoorden van de laatste vragen. Probeer daarom in het begin een goed overzicht te krijgen van de beschikbare tijd per vraag. Als je vastloopt bij een vraag, blijf dan niet te lang hangen en ga verder naar de volgende. Maar vergeet niet de overgeslagen vragen later alsnog in te vullen!

Studiemeesters helpt studenten vooruit. Met onze begeleiding studeer je sneller, beter en relaxter. Wie wij zijn en wat we precies doen? Dat lees je hier. Je kunt je ook direct aanmelden voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Dat kan op een van onze locaties, telefonisch of online. We helpen je graag verder!

Meld je aan